Bianca Schoenmakers
Bianca Schoenmakers

Blog: De schoonheid van het springen (deel 2)

Nieuws

Hallo Gisella, als eerste hartstikke bedankt voor het compliment in jouw blog van vorige week. De fotoreeks die je bedoelde, daar was ikzelf ook erg blij mee. En de foto van jullie paard was er inderdaad ook eentje uit het boekje. Jammer dat we ze in verband met de rechten niet bij onze blogs kunnen plaatsen, dus ze moeten voor de lezers even tot de verbeelding blijven.


Je stelde mij in jouw blog van vorige week de volgende vraag: ‘Bianca, jij bent een ster in het rijden van barrages. Toch zie ik jouw paarden gelukkig met een heel mooi lichaamsgebruik springen. Onlangs plaatste je een serie foto’s waarbij alle paarden met een prachtige techniek waren vastgelegd. Wat is volgens jou de reden dat dit veel ruiters niet lukt? Is dat inderdaad het dressuurmatige werk, het gymnastiseren en de controle of heb je nog andere ideeën daarover?’

Wat ikzelf als eerste belangrijk vind op een springpaard zijn het gaspedaal, de rem en het stuur. Als het paard niet begrijpt dat hij op de druk van de kuit naar voren moet gaan, moet remmen als je wat druk op het bit geeft en tijdens de wendingen en voltes als een plank door het binnenbeen loopt - of juist  alleen het hoofd opzij doet, maar rechtuit blijft lopen - dan kun je een paard ook niet nageeflijk laten lopen. Soms wordt deze stap overgeslagen, maar nageeflijkheid wordt dan een valse krul en aanleuning wordt verward met vasthouden aan de voorkant.

Zo zat ik ooit op een nieuw paard dat niet aan het been was. Je kunt haast niet remmen en zo’n dier valt bij voltes en wendingen als een plank naar binnen, maar voor loopt hij wel in de krul. Bij het terugnemen in tempo gaat zo’n paard met de kin op de borst lopen en dendert door, bij een wending steekt hij de neus naar voren en pakt het bit vast. En bij een voorwaartse druk van de kuit gebeurt er weinig tot niets. Zulke paarden hebben vaak (al dan niet met hulpteugel) alleen maar geleerd een buiging te maken, maar van nageeflijkheid of aanleuning is geen sprake.

Voor een springpaard vind ik tempowisselingen en overgangen de belangrijkste dressuurmatige oefeningen. Daarbij vind ik het niet erg om het paard sommige momenten even op de voorhand te laten lopen en ‘uit elkaar’ te laten vallen. Een paard bij elkaar op het achterbeen houden is namelijk vaak niet zo moeilijk. Dat is gewoon een kwestie van vasthouden en hem tegen die hand aan blijven prikken. Dat op de voorhand gedoken, uit elkaar gevallen lijf zo snel mogelijk weer bij elkaar op de achterhand krijgen, is veel moeilijker. En dat is nou eigenlijk precies wat er in een parcours een keer of twaalf, dertien gebeurt. In de afzet van de sprong versnelt het paard, in de lucht maakt hij zijn lichaam lang en tijdens de landing is het gewicht volledig op zijn voorhand. Hierna heeft de ruiter het paard binnen één of twee galopsprongen weer bij elkaar, op de achterhand in het gewenste tempo om de volgende sprong te nemenKortom, als je je paard snel kunt laten schakelen, snel vanaf een verkeerde balans naar de goede balans kunt krijgen, dan is controle houden in een parcours alweer een stuk makkelijker.

Een paard dat dit niet kan, zal zich vasthouden in de bovenlijn. Zeker als hij een keer wat terug moeten komen in tempo voor de sprong. Op de sprong zal je dit inderdaad gaan zien aan scheef springen, minder basculeren en minder mooi openen van de achterhand. Dat komt omdat het paard met spanning springt en zich, door het niet gehoorzaam zijn, soms een beetje in de moeilijkheden brengt.

Een paard dat goed kan schakelen, kan dat ook in een hoger tempo. Daarnaast kan een meer ervaren paard leren een goede balans te houden in dat hogere tempo, waardoor het schakelen juist weer heel weinig nodig is. Een paard dat dat goed kan, die rijd je eigenlijk zelden plat in een barrage.

Kort draaien of een hindernis schuin springen, kunnen paarden in mijn ogen het beste in de lagere klassen spelenderwijs leren. Dan is het het makkelijkste voor de paarden. Thuis speel ik op deze manier ook weleens in voltes of achtjes met lagere sprongen. Dit vind ik naast in-uitjes en andere gymnastiek lijntjes, ook een fijne gymnastiserende oefening waarmee de beencoördinatie van de paarden verbetert.

Barrage rijden zie ik daarnaast als een controleoefening. Controle houden in een laag tempo, met ruime wendingen waarin je tijd genoeg neemt om te herstellen van de vorige sprong, is uiteindelijk niet zo heel erg moeilijk. Die controle behouden in een hoger tempo en korte wendingen, is daarentegen vaak veel ingewikkelder. Zo liep ik afgelopen weekend in Mierlo zelf tegen de lamp. Na twee dagen fijne, gecontroleerde foutloze rondes te hebben gereden - met een paard dat ik net vier maanden onder het zadel heb - dacht ik op dag drie na de foutloze basisronde wel een snelle barrage te kunnen rijden. Maar in dat hogere tempo en die kortere bochten bleek ik de schakelbak en de stuurbekrachtiging toch nog niet goed genoeg geolied te hebben. Jammer voor dat moment, maar wel weer iets om aan te werken.

Ik geloof niet dat een ruiter die elke week in de krant staat met verschillende paarden, toch een slechte ruiter kan zijn. Sommige rijstijlen lijken nu eenmaal wat minder mooi, maar zulke ruiters kunnen hun paarden toch goed voor elkaar hebben. Andersom kan het ook: een ruiter waarbij alles heel erg mooi eruit ziet, maar waarbij je tranen in de ogen krijgt als je een keer op zijn paard gaat zitten. Een ruiter die keer op keer vooraan staat, die doet gewoon iets goed. Anders kan hij niet verschillende paarden foutloos laten springen en ze op dat niveau houden. Een slecht gereden paard houdt dat gewoon niet vol.

En dan heb je ook nog extreem temperamentvolle paarden, die zich gewoonweg niet laten scholen. Zij accepteren weinig van de ruiter, maar hebben een ongekende vechtlust om naar de andere kant van het hout te komen. Dit soort paarden zullen altijd wat hectisch lijken in de ring, maar dat hoeft zeker niet te maken te hebben met rijkunst van de ruiter. Daarom moet je ook altijd naar je individuele paard luisteren. Je kunt niet zeggen dat elk paard op een trens, zonder of juist met sporen, met een bepaalde neusriem, met of juist zonder ijzers een Z parcours moet lopen. En je kunt ook niet zeggen dat één bepaald scholingssysteem voor elk paard werkt.

Een paard is een eigen individu, en je moet in mijn ogen het paard scholen en gymnastiseren op de manier zoals hij/zij zich het prettigste voelt. Pas dan kun je het maximale uit een paard halen.

Tot slot, enkele voorbeelden in de praktijk:












De barrage