Z1 volte 8 m (Large)
Z1 volte 8 m (Large)

Paardentermen uitgelegd: lengtebuiging

Nieuws

Er zijn van die termen die je regelmatig hoort, maar waarvan je misschien niet precies weet wat ze betekenen. Iedere maand legt Eddy de Wolff van Westerrode, instructeur en Grand Prix jurylid, zo’n term uit. Deze maand spreken we hem over lengtebuiging.



Van staart tot oren


Bij lengtebuiging, ook wel zijdelingse buiging, gaat het om buiging van de staart tot de oren van een paard. Bij de juiste lengtebuiging volgen de achterbenen het spoor van de voorbenen. In paardentermen kan een paard dus ‘recht’ zijn op een volte. Want als de achterbenen de voorbenen volgen, is hij recht en niet scheef. Eddy legt uit: “In een wending hoort een paard altijd in dezelfde lijn gebogen te zijn als de wending waarin hij loopt. Op een goede volte bijvoorbeeld, loopt een paard met de achterhand in een lijn met de hoefsporen van de voorhand.  Zijn wervelkolom vormt dus een mooie boog, net als de volte zelf. Maar ook als je rechtuit rijdt, op een hoefslag, hoort het paard te sporen. Dat wil zeggen dat het binnenachterbeen in het spoor van het binnenvoorbeen loopt en het buitenachterbeen het spoor van het buitenvoorbeen volgt.”

Op de volte


“In de lagere proeven worden grote voltes (20 meter) gevraagd, die rijd je met lichte lengtebuiging. In proeven die daarop volgen worden de voltes steeds kleiner, bijvoorbeeld 15 meter en daarna 10 of 8 meter. Hoe kleiner de volte, hoe meer lengtebuiging gevraagd wordt. Hieraan is te zien hoe goed dressuurproeven zijn opgebouwd. De optimale lengtebuiging behaal je in een volte 6 meter. Bij het correct rijden van zo’n kleinere volte komt ook verzameling om de hoek kijken. Vaak zie je dat paarden dat niet redden en dan zwaait de achterhand uit, waardoor het dus niet meer spoort met de voorhand. Het paard onttrekt zich dan van de lengtebuiging en in de hogere proeven ook van de verzameling. Alleen meer buitenbeen gebruiken is geen oplossing, dan drukt de ruiter de achterhand naar binnen. Het buitenbeen van de ruiter moet begrenzen maar niet zijwaarts inwerken. Want ook dat is scheef en niet in een spoor met de voorhand.”

Systematisch gymnastiseren


Dressuur is eigenlijk een verkeerd gekozen term, stelt Eddy. “Door dat woord lijkt het alsof het trucjes zijn, en dat is precies wat het niet is. We gebruiken namelijk natuurlijke gangen om een paard te gymnastiseren en iedere oefening in de dressuur heeft een doel, het is geen doel op zich. Wat dat betreft zou het beter systematisch gymnastiseren kunnen heten.”
Bij correct gymnastiseren moet een paard aan beide kanten even soepel zijn. In het ideaalbeeld kan hij naar links en rechts op dezelfde soepele manier inbuigen, gelijk aan twee teugels. Dat is rechtrichten. “Maar hier kom je vaak problemen tegen”, vertelt Eddy. “Je denkt vaak dat je zelf recht bent, maar dat is niet zo. Probeer maar eens met links te schrijven als je rechts bent, dat is lastig. Paarden zijn ook links of rechts, ze hebben altijd een voorkeur voor een bepaalde kant. Blijf er aan werken om je paard op twee kanten soepel te krijgen. Gebruik bijvoorbeeld een slangenvolte, waarmee je je paard goed kunt omstellen van links naar rechts en weer terug.”

In de proef


“Als jury let ik er op dat een paard op twee kanten gelijk gebogen is en correct naar binnen buigt in hoeken en voltes. Er zijn ook ruiters die de buiging overdrijven. De hals, die heel flexibel is, wordt vaak overdreven ingebogen. Hierdoor kan het paard over de buitenschouder wegvallen. Houd je paard altijd tussen twee benen en twee teugels en let er op dat je soepel blijft in je binnenhand. Een paard heeft halslengte nodig om goed te kunnen buigen en in balans te blijven. Je moet hem naar binnen leiden, niet trekken.”

Oefeningen voor betere lengtebuiging



  • Stel je paard regelmatig om en rijd ‘achtjes’, slangenvoltes en gebroken lijnen.

  • Stel je paard op de lange zijde eens naar buiten, bij voorkeur bij het halsstrekken. Zit je paard bijvoorbeeld vast op links? Stel hem dan op de rechterhand een beetje naar links, gebruik buitenstelling. Maar verwaarloos ook de goede kant niet! Houd het aan twee kanten gelijk.

  • In een later stadium kun je oefeningen als contragalop gebruiken, of oefeningen op twee hoefslagen, zoals schoudervoor, schouderbinnenwaarts, renvers, travers en appuyeren.