Help, hoe krijg ik lengtebuiging in appuyement?
Nieuws
In een appuyement is een paard gebogen in de richting waarheen hij gaat. De hoeveelheid lengtebuiging moet in overeenstemming zijn met de gereden lijn. Dat levert nog wel eens verschil van inzicht tussen ruiters en juryleden op… Bit-redacteur, instructeur en jurylid Tessa van Daalen helpt je op weg.
‘Een jury wil zien dat je paard zo is gegymnastiseerd dat het er gemakkelijk en vanzelfsprekend uit ziet’
In een appuyement beweegt een paard voorwaarts-zijwaarts. Het begin in de Z1 met een niet zo scherpe schuine lijn over een halve baan. Hoe hoger de proef, hoe steiler de lijn. In de hogere proeven wordt ook het zigzag appuyement gevraagd, waarmee heel goed zichtbaar wordt of een paard naar beide kanten even soepel is. Want dat is één van de kernpunten van een appuyement: een paard moet lenig genoeg zijn en zoveel ‘rek’ in zijn lijf hebben, dat hij de gevraagde beweging in de juiste houding kan afleggen. En dat is waar het vaak aan schort. Het gaat niet om een kunstje, waarbij een paard een bepaalde lijn opzij kan maken. Een jury wil zien dat je paard zo is gegymnastiseerd dat het er gemakkelijk en vanzelfsprekend uit ziet.
Mate van buiging
Tijdens menig jurybijscholing wordt er eindeloos gediscussieerd over de mate van lengtebuiging in een appuyement. Dat kun je tot op de centimeter beredeneren, maar eigenlijk gaat het daar niet om. Het gaat om het vermogen te kunnen verzamelen en de soepelheid van het lichaam. Appuyeren is een dragende oefening. Het buitenachterbeen wordt sterk gebogen en schuin voorlangs het andere been weggezet. Het vergt kracht in de achterhand om dit te doen zonder uit balans te raken. Het is namelijk de bedoeling dat het paard in evenwicht blijft terwijl hij opzij beweegt. Hij mag dus niet voorover gaan, maar ook niet naar de kant toe ‘vallen’ waar je heen gaat of op de buitenschouder blijven hangen, waardoor de achterhand eerst gaat. Een goed appuyement is een evenwichtsverhaal, waarbij het paard tussen de beide benen van de ruiter blijft lopen. Krijg je veel opmerkingen over de lengtebuiging die onvoldoende is, dan heeft het weinig zin om te proberen met je teugels alleen die voorkant er meer dwars voor te zetten. Het zegt iets over de soepelheid van je paard. Ga daarmee aan de slag, door veel voltes, slangenvoltes en schouderbinnenwaarts te oefenen op beide handen. En er zijn veel meer leuke rekoefeningen te verzinnen, zoals in schouderbinnenwaarts de buiging omstellen, zodat je in ‘renvers’ zit. En dan weer terug naar schouderbinnenwaarts. Of een stukje appuyeren en dan terug wijken.
Opzij
Appuyeren is eigenlijk de laatste oefening in een rijtje van zijgangen. Het begin met wijken. Het principe daarvan, dus dat je paard opzij gaat als jij één been iets naar achteren legt, geldt net zo in het appuyement. Dat is dus ook ‘heilig’ en als dit niet genoeg is bevestigd, kom je dat in alle zijgangen tegen. Belangrijk is ook dat je paard zo licht aan deze hulp is dat je niet met dit been hoeft te duwen. Hij moet gaan door de positie van je been, niet door de druk. Als je in een appuyement teveel doet met je buitenbeen, breng je je paard uit balans en loop je het risico dat hij ongelijke passen gaat maken. Je binnenbeen waakt ervoor dat je paard zoveel voorwaarts beweegt dat de lijn correct blijft. Hij loopt dus, als het goed is, voor je gevoel echt tussen je beide benen, zodat jij mooi in het midden ‘mee’ kunt zitten. Vergeet niet om te kijken waarheen je wilt, zodat je daardoor je lichaam automatisch in de juiste positie zet. En denk naar boven, je wilt bergopwaarts, niet naar beneden de grond in.
‘Van alleen steeds maar weer opnieuw een appuyement proberen wordt het niet beter’
Voordat je opzij gaat breng je het hoofd en de hals naar binnen. Je moet met deze stelling rechtdoor kunnen rijden zonder dat je paard zelf naar binnen valt. Je moet ook in staat zijn de mate van stelling te variëren, zonder dat er verder iets verandert. Neem dan de buitenschouder nog iets meer mee naar binnen en geef de hulp voor opzij. Houd je paard in balans tussen twee teugels. Ga niet aan de binnenteugel trekken voor meer lengtebuiging, want dat werkt niet. Je blokkeert daarmee de rug en het doortreden van het achterbeen. Neemt je paard zelf veel druk aan de binnenkant, dan is hij niet soepel genoeg. Huiswerk is veel afwisselende buigingsgymnastiek doen in draf en galop, waarbij je af en toe weer eens een appuyement meeneemt om te testen of er al verbetering is. Van alleen steeds maar weer opnieuw een appuyement proberen wordt het niet beter.