Achterwaarts
Achterwaarts

Help, mijn paard... wil niet achterwaarts

Nieuws

Achterwaarts is eigenlijk omgekeerd verzamelen, zei een bekende trainer ooit. En hij had gelijk. Om goed achterwaarts te kunnen gaan, moet een paard zijn bekken kantelen en zijn achterbenen meer buigen. Het is daarom ook bijna net zo lastig als goed verzamelen. Bit-redacteur, instructeur en jurylid Tessa van Daalen helpt je op weg.



Diagonaalsgewijs


In de dressuur willen we dat een paard diagonaalsgewijs achterwaarts stapt. Dat wil zeggen dat hij linksvoor en rechtsachter tegelijk terugzet en rechtsvoor en linksachter. Daarbij moeten de benen worden opgetild en mogen de hoeven dus niet over de grond slepen. En het moet ook nog eens netjes gecontroleerd gaan, dus hij mag niet als een raket achteruit schieten of met moeite aarzelend achteruit schuifelen. Goed achterwaarts gaan begint met goed halthouden. Dat lijkt misschien een dooddoener, maar als je paard blijft huppelen of als een zoutzak staat, wordt het achterwaarts daarna ook niets. Hij moet netjes stilstaan, maar wel attent blijven, klaar om je volgende opdracht uit te voeren. Stort hij in, draaf dan actief weg en houd opnieuw kort halt. Herhaal dat tot hij wel alert blijft. Staat hij niet stil, zet hem dan neer en laat hem wachten. Herhaal dat ook tot hij wel blijft staan. Het is ook belangrijk dat hij min of meer vierkant staat. Liefst met alle benen in lijn, maar in ieder geval met gewicht op elk been, zodat er niet eentje helemaal naar voren of naar achteren staat.

[row]

[eight]

Hulpen


Over de juiste hulpen voor achterwaarts verschillen de meningen. In vroeger tijden werd ruiters geleerd om been te geven en met de hand tegen te houden, totdat het paard achteruit ging. Daarbij werden de benen soms iets naar achteren gelegd, om verschil aan te geven met andere beenhulpen. Ruiters van de ‘moderne Hollandse’ school leren een paard achterwaarts te gaan door alleen teugeldruk te geven, zonder beenhulpen. Zodra hij zich in de goede richting beweegt, wordt de teugeldruk weggelaten. Hij mag pas weer voorwaarts als hij een beenhulp krijgt. Daarbij wordt vaak de zit iets lichter gemaakt door wat naar voren te leunen, zodat de rug ‘vrij’ komt.

Aan de hand


Wat voor hulp je gebruikt maakt eigenlijk niet eens zo veel uit, als je paard maar begrijpt wat je bedoelt. Daarom is het zaak dat je goed uitlegt wat je wilt. Dat begint met achterwaarts aan de hand, waarbij je een stemcommando gebruikt. Als dat er goed in zit, kun je dat proberen terwijl je op je paard zit, desnoods even met iemand ernaast voor steun. Het is voor je paard het meest logisch als die persoon ernaast ook degene is die hem aan de hand op stemcommando achteruit kan laten stappen. Combineer die opdracht met de hulpen voor het achterwaarts die je vanuit het zadel wilt gaan geven. Door herhaling, waarbij je na enige tijd het stemcommando weglaat en daarna ook de helper, leert hij geleidelijk dat je met je hulpen vanuit het zadel hetzelfde bedoelt.

[/eight]

[four]

[panel]

Tessa van Daalen is redacteur van Bit en auteur van verschillende paardenboeken. Daarnaast is ze actief als dressuuramazone, instructeur en jurylid. Ze heeft veel ervaring in het oplossen van rijkunstige problemen. Door haar werk mag ze regelmatig bij bekende ruiters en trainers meekijken. Ook dat levert veel inspiratie op voor het omgaan met rijproblemen.


[/panel]

[/four]
[/row]

Aandachtspunten


Het klinkt allemaal logisch, maar toch kunnen zich de nodige problemen voordoen. Sommige paarden snappen het commando wel, maar vinden het kantelen van hun bekken gewoon lastig. Dat is een kwestie van oefenen. Als ze daarbij hun hoofd omhoog doen, laat je ze na één pas achterwaarts eerst weer nageven voor je opnieuw achterwaarts vraagt. Pas op dat je geen teugeldruk houdt als het paard het goed doet. Vraag niet gelijk vier passen achterwaarts. Begin met één, en voer dat geleidelijk op. Ga pas over tot twee passen als je die ene op de juiste manier kunt doen, nageeflijk en met controle. Paarden die slepend of niet diagonaal stappen missen meestal nog kracht in hun achterhand. Daarmee moet je in de training aan de spieropbouw werken, bijvoorbeeld via schouderbinnenwaarts en veel overgangen. Het heeft geen zin dit te verbeteren door heel veel achterwaarts te gaan. Scheef achterwaarts heeft met rechtrichten te maken. Ook dat is iets waar je in het voorwaartse aan moet werken. Maar oefen in dat geval het achterwaarts langs de bakrand, zodat het scheef gaan geen verkeerde gewoonte wordt. Paarden die te gehaast achteruit schieten moet je na één pas terug laten halthouden, waarna je opnieuw één pas achterwaarts vraagt. Maak er een wachtoefening van. Lukt één pas, doe er dan twee en stop. Bouw het zo uit.

Heb jij ook een rijkunstig probleem? Mail het ons via Bit@eisma.nl