131111767_ABFweb
131111767_ABFweb

Help, hoe plaats ik mijn paard op het achterbeen?

Nieuws

Ieder paard loopt van nature op de voorhand. Daar groeit immers het gras. En dat zware hoofd aan de voorkant helpt ook niet echt mee. Als ruiter ben je er voortdurend mee bezig het gewicht beter over vier benen te verdelen en –als je naar de verzameling toe werkt- nog verder naar achteren te verplaatsen. Hoe doe je dat? Bit-redacteur, instructeur en jurylid Tessa van Daalen helpt je op weg.



Horizontaal evenwicht


Horizontaal evenwicht wil zeggen dat je een paard zijn gewicht over vier benen laat dragen. Dat is beter voor hem dan op de voorhand lopen. Je kunt je voorstellen dat dat op den duur slijtage veroorzaakt, als hij zijn gewicht èn dat van jou teveel op zijn voorbenen laat rusten. Bovendien rijdt het niet fijn. Hij leunt dan op jouw handen en is minder wendbaar. Je kunt het vergelijken met een auto met voorwielaandrijving zonder stuurbekrachtiging, die is ook de bocht niet om te krijgen. Het evenwicht moet dus naar achteren verplaatst. Dat bereik je niet met trekken aan de voorkant. Daardoor houd je de achterbenen teveel tegen en als afweerreactie spant je paard zijn rug. Die moet echter juist soepel blijven, zodat energie door het hele lichaam kan vloeien. Het kan wel zijn dat je in het begin wat meer druk in je handen hebt als het nog niet voor elkaar is. Maar dat is iets anders dan terugtrekken.
De ruiter moet het paard stimuleren zijn achterbenen verder in de richting van zijn voorbenen te plaatsen

Voorwaarts


Het is de bedoeling dat het paard zijn achterbenen meer buigt en verder onder zijn lichaam gaat zetten. Daardoor zakt de achterkant en automatisch komt de voorkant meer omhoog en wordt hij lichter in je hand. De ruiter moet het paard stimuleren zijn achterbenen verder in de richting van zijn voorbenen te plaatsen. Dat betekent niet dat je iedere pas moet bijdrijven of met een vaart als een kogel in de rondte moet rijden. Voorwaarts zijn wil zeggen dat het paard je het gevoel geeft dat hij uit zichzelf iedere pas naar voren wil. Jij bepaalt daarbij het tempo. Zo lang jij niets anders aangeeft, moet hij in hetzelfde tempo blijven. Gaat hij harder? Houd hem in en laat weer los. Ook al moet je dat honderd keer herhalen, er komt een moment dat hij de boodschap begrijpt. Dat geldt ook voor uit zichzelf langzamer gaan. Geef één keer been en stop met hulp geven. Geen reactie? Herhaal iets krachtiger. Nog niks? Zweepje of spoor erbij. Maar blijf geen hulp geven. Jij moet niet gaan overnemen wat je paard eigenlijk moet doen. Met alleen voorwaarts ben je er niet. Je zult de teugels op de juiste lengte moeten houden en de voorwaartse beweging met een zachte hand en elastische arm moeten opvangen, zodat je paard nageeft. Blijft hij stug, rijd dan wat voltes. Door die figuur moet hij zijn binnenachterbeen iets meer buigen en naar voren zetten en zal hij eerder geneigd zijn na te geven. Als hij zacht wordt, word jij dat ook.

Overgangen


Om je paard nog meer op het achterbeen te krijgen is het rijden van overgangen de beste manier. Dat kan van de ene gang naar de andere, maar ook tempowisselingen binnen één gang werken goed. Belangrijk hierbij is dat je paard in dezelfde houding blijft. Hij mag dus niet zijn hoofd omhoog of omlaag doen of ineens scheef gaan in een overgang. Let ook heel goed op je eigen houding. Paarden die op de voorhand lopen zetten de ruiter voorover. Blijf voor je gevoel zelf goed op de achterhand zitten, zodat je met jouw houding al aangeeft wat de bedoeling is.
‘Paarden die moeite hebben met op de achterhand gaan proberen vaak op momenten dat meer wordt gevraagd eerst voorover te duikelen’

Ook schouderbinnenwaarts is een uitstekende oefening om een paard meer tot dragen te krijgen. Let er bij de inzet op dat jullie niet weer voorover gaan. Paarden die moeite hebben met op de achterhand gaan proberen vaak op momenten dat meer wordt gevraagd eerst voorover te duikelen. Blijf in de schouderbinnenwaarts netjes op twee teugels contact houden en focus je aandacht op het verder ondertreden van het binnenachterbeen. Zodra je teveel gaat trekken aan je binnenteugel om hem schuin te houden, gaat het mis. Je blokkeert daarmee het binnenachterbeen en hij zal over de buitenschouder weglopen. Corrigeer door hem opnieuw tussen twee teugels vanaf de hoefslag te sturen en let nog beter op het gebruik van het binnenachterbeen. Vergeet niet om onderweg voor je gevoel iedere pas naar boven toe te rijden, alsof je een trap of een berg op gaat. Dan blijf je zelf ook beter rechtop zitten.