benen details
benen details

Niet-progressieve overgangen rijden, deel 1

Nieuws

Hoe maak je een vloeiende overgang naar halt en veer je vervolgens weer weg in een soepele draf? Internationaal Grand Prix-jurylid en instructeur Eddy de Wolff van Westerrode legt het uit.


Je kent de draf-halt overgang vooral van het ‘binnenkomen en halthouden’ in een dressuurproef. Pas vanaf M-niveau wordt het woord ‘verzameling’ gebruikt en worden overgangen minder progressief gereden. Maar ook als je niet actief bent als wedstrijdruiter is de draf-halt-draf overgang een nuttige oefening. Je gymnastiseert hiermee je paard. Bovendien is de overgang, net als alle overgangen, een geschikte manier om je paard beter aan de hulpen te krijgen. “Het is een gehoorzaamheidsoefening waarbij je paard werkt aan souplesse en losgelatenheid”, vindt Eddy de Wolff van Westerrode. Hij ziet de overgang in de ring geregeld misgaan. “Een ruiter draaft binnen, houdt halt met een slinger, groet, probeert mooi aan de teugel weg te draven, maar houdt daarbij te veel druk op de teugels en het paard geeft onvoldoende na. De ruiter geeft been, maar het paard reageert niet goed genoeg. Een hardere schop volgt, maar het paard kan niet recht naar voren omdat hij te veel wordt belemmerd door een niet-meegaande hand.”

 

Een progressieve overgang staat voor een geleidelijke overgang. Toch is een niet-progressieve overgang niet abrupt, maar een vloeiende en verzamelde beweging. In een driedelige serie komen de overgangen draf-halt-draf, galopstap-galop en galop-halt-galop aan bod.

 

Voordat je aan een niet-progressieve overgang toe bent, moet je het overgangen rijden in het algemeen beheersen. “Het begint eigenlijk al met de discipline van het stilstaan tijdens het opstijgen”, benadrukt De Wolff van Westerrode. “Je paard moet leren op je te wachten en pas weg te gaan als jij daar de hulp voor geeft. Met stilstaan tijdens het opstijgen gymnastiseer je je paard natuurlijk niet, maar je werkt wel aan de gehoorzaamheid die je later nodig hebt bij de overgang tussen halt en draf.”


Draf-halt


De voorwaartse drang behouden terwijl je paard correct gedragen aan de teugel loopt. Dat is de teugel tot een correcte overgang vanuit draf naar halt. “Soms zie ik een paard kaarsrecht op X afdraven totdat de ruiter aan de teugels trekt om hem halt te laten houden. Het paard wordt daarmee belemmerd in zijn voorwaartse drang en loopt vanaf dat moment niet alleen scheef, maar zal ook scheef halthouden”, zegt Eddy de Wolff van Westerrode. ”Het correct nageven van een ontspannen ruiterhand is belangrijk om je paard recht te houden.”

De voorwaartse drang behouden klinkt als een open deur wanneer het de overgang naar een snellere gang betreft, maar ook in de overgang terug moet je paard voorwaarts en tegelijk recht blijven. “En dat is moeilijk. Maar met een goed samenspel tussen de hulpen lukt het.” Maak je paard attent met een halve ophouding. Laat je hand als het ware ademen, alsof je wat water uit een spons knijpt en je hand dan weer opent. Hiermee vertel je je paard dat er iets gaat gebeuren. Verzamel je draf, maar blijf erop attent dat je de drang naar voren behoudt. Besteed ook aandacht aan een onafhankelijke zit, zodat je paard zijn balans niet verliest. Je paard probeer je mooi gesloten te houden door van achteren naar voren te rijden. Je paard voorwaarts rijden houdt hem namelijk recht.
‘Grove been- en spoorhulpen zijn altijd uit den boze’

Om te voorkomen dat je paard de halt in valt, is het belangrijk dat hij op zijn achterhand blijft. “Grove been- en spoorhulpen zijn altijd uit den boze. Zorg voor impuls en drang naar voren terwijl het paard correct gedragen aan de teugel loopt”, zegt De Wolff van Westerode. “Het lucht geven biedt het paard de kans een mooie soepele overgang te maken.” Verkort je draf, sta enkele passen in stap toe, maar verminder steeds het aantal stappassen. Dan pas ben je klaar voor de directe overgang van draf naar halt. Je traint dit door het paard te laten reageren op steeds kleinere ophoudingen en je paard steeds beter aan de hulpen te krijgen. Maak de overgang vloeiend. “Zelfs voor de Totilassen onder de paarden geldt dat de overgang niet abrupt, maar juist vloeiend moet zijn. Je mag in het begin best één of twee stappassen maken voordat je vanuit draf halthoudt. Maar ook dan moet je zorgen dat je paard voorwaarts tussen je beide benen en teugels blijft.”

In een dressuurproef moet een paard altijd de mogelijkheid krijgen om voorwaarts aan te sluiten om vierkant te staan. “Wanneer je vanuit draf plots stilstaat, staat je paard namelijk nooit vierkant. Een paard draaft immers niet vierkant en moet dus altijd minstens een half pasje voorwaarts gaan om vierkant aan te sluiten”, verduidelijkt De Wolff van Westerrode. “Aansluiten doe je naar voren. Terugkrabbelen wordt bij het halthouden als een grote fout beschouwd.”


Halt-draf


Bij het aandraven vanuit halt houden veel ruiters hun paard geforceerd aan de teugel, is de ervaring van De Wolff van Westerrode. “Dit weerhoudt een paard alleen maar van het correct recht voorwaarts gaan en geeft een slinger in de eerste stappen. Maak je paard even attent door in de teugel te knijpen en breng je hand vervolgens naar voren. Gooi de teugels niet los, maar geef wat ruimte. Laat je paard mooi gedragen en aan de teugel recht naar voren gaan. Het aan de teugel lopen mag een paard nooit in zijn beweging belemmeren. Dit gebeurt in de praktijk echter vaak.” Ook hier is een correct gedragen contact essentieel. “In lagere dressuurproeven zie ik een paard liever niet dan geforceerd aan de teugel staan, als hij daardoor onbelemmerd kan wegdraven. Je paard moet actief wachten op jouw hulpen. Geef bij het voorwaarts gaan een drijvende hulp door iets been te geven en laat het paard nageven op het moment dat je voorwaarts gaat. Nageven zorgt dat je paard recht wegdraaft. Hij moet in aanleuning met een tendens naar beneden gaan en niet tegen je inkomen.” Het wegdraven vanuit halt leer je stapsgewijs. Bouw het rustig op door eerst correct weg te stappen. “Accepteer eerst meerdere stappassen voordat je aandraaft en breng het aantal stappassen terug. In een later stadium kun je nog meer variatie aanbrengen door ook eens een stapje achterwaarts in te bouwen en van daaruit weg te draven. Vooral vanuit achterwaarts mooi voorwaarts leren wegdraven vraagt veel van de manier waarop je paard aan de hulpen staat.” Je weet dat je de overgang goed rijdt als je geen abrupte bewegingen onder je voelt. De overgang moet soepel en vloeiend verlopen. “Vloeiend is een heel belangrijk woord in deze overgang. Je paard moet voorwaarts door zijn lijf in nageeflijkheid, zonder remming en recht naar voren gaan.”
‘Vooral vanuit achterwaarts mooi voorwaarts leren wegdraven vraagt veel van de manier waarop je paard aan de hulpen staat’

Door deze overgangen te trainen, breng je je paard beter aan de hulpen. “Vraag stapje voor stapje meer van je paard in het rijden van overgangen. Jij moet als ruiter het tempo volledig onder controle houden.” Naarmate je paard beter reageert op been- en teugelhulpen, kun je je hulpen steeds kleiner maken. Tot je op het niveau komt dat je paard met onzichtbaar kleine hulpen van draf ineens halthoudt en even later weer zonder stappassen wegdraaft.

Bron: Bit
halt_draf (Large)
draf_halt (2) (Large)