Achterwaarts
Achterwaarts

Proefonderdeel uitgelegd: Enkele passen achterwaarts

Nieuws

Dressuurproeven zijn opgebouwd uit verschillende oefeningen, die allemaal hun eigen doel, aanpak en valkuilen kennen. Iedere maand bespreken we met instructeur en Grand Prix jurylid Eddy de Wolff van Westerrode een proefonderdeel uit een proef van B tot Z niveau. Deze maand spreken we hem over het rijden van enkele passen achterwaarts.



‘Als een paard ergens in zijn lijf een blokkade heeft, zie je dat in het achterwaarts gaan duidelijk terug’


Waarom achterwaarts?


“Achterwaarts is een heel goede oefening, met name voor wat de Duitsers Durchlässigkeit noemen,” begint Eddy. Deze term is lastig te vertalen maar kan worden uitgelegd als de mate waarin alle hulpen van de ruiter doorkomen bij het paard, zonder blokkade, waar in het lichaam dan ook. “Durchlässigkeit is all-over belangrijk, het komt in alle oefeningen en in het hele Skala van de africhting terug. Het gaat om het samenspel tussen voorwaarts drijvende hulpen en ophoudende hulpen. Achterwaarts gaan is een heel goede oefening om te testen hoe het met de Durchlässigkeit gesteld is en om dit te verbeteren. Het is in de praktijk vaak best moeilijk om mooi door het lijf achterwaarts te gaan. Als een paard ergens in zijn lijf een blokkade heeft, zie je dat in een oefening als achterwaarts gaan heel duidelijk terug. Er wordt bij deze oefening bijna altijd gevraagd om halt te houden, achterwaarts te gaan en vervolgens voorwaarts weg te stappen, draven of in hogere proeven te galopperen. Voor mij als jury is dit een test om te kijken hoe goed het paard aan de hulpen staat en ‘durchlässig’ is en hoe goed hij door zijn lijf beweegt. Het gaat hierbij om vloeiend schakelen tussen voorwaarts en achterwaarts en andersom.”

Voorbereiding


Een belangrijke voorwaarde voor correct achterwaarts gaan is correct halthouden. Eddy legt uit: “Als je paard niet in balans en in de juiste aanleuning stilstaat, kun je nooit correct en vloeiend achterwaarts gaan. Zorg dat je altijd drang naar voren houdt in het halthouden. Zelfs achterwaarts gaan wordt gereden met een bepaalde drang naar voren. Dat klinkt misschien tegenstrijdig maar daar bedoel ik mee dat je op elk gewenst moment weer vloeiend voorwaarts weg moet kunnen rijden.” In een dressuurproef wordt gevraagd om halt te houden en achterwaarts te gaan. Er staat niet bij hoe lang je stil moet staan. Hoe weet je dan wat de bedoeling is? “Zorg dat je de tijd neemt en dat je paard rustig en vooral duidelijk stilstaat zonder uit zichzelf al achterwaarts te gaan,” adviseert Eddy. “Laat zien dat jij controle hebt en dat jij dus bepaalt wanneer je de oefening inzet.”
‘Zelfs achterwaarts gaan wordt gereden met een bepaalde drang naar voren’

De oefening zelf


“Vervolgens drijf je met beide benen het paard iets op, zodat je voorwaartse drang hebt. Dan maak je een kleine ophouding zodat hij niet naar voren wegstapt, maar naar achteren. Het licht terugleggen van beide benen geeft het achterwaarts aan en helpt om controle te houden over de achterhand. Het kan ook helpen om iets ontlastend te zitten, zorg dat je zeker niet achterover zit,” tipt Eddy. Trekken aan de teugels om achterwaarts te gaan werkt dus niet. “Het is net als het optillen van het achterbeen bij het uitkrabben van de hoeven. Je buigt het been dan ook eerst iets naar voren, zodat de gewrichten kunnen buigen, om dan het been terug te brengen. Rijd dus eerst aan om voorwaarts te gaan, en op het moment dat het been buigt om voorwaarts te gaan, geef je de ophouding en zet je je paard terug.” Eddy benadrukt dat het vooral belangrijk is dat het vloeiend gaat en, zoals in alle bewegingen, is ook in het achterwaarts gaan de takt en zuiverheid een basisbegrip. “Bij achterwaarts gaan heeft je paard een diagonale tweetakt beenzetting. Het is hierbij belangrijk dat hij zijn benen goed diagonaalsgewijs optilt, hij mag dus niet slepen en sporen trekken in het zand. Zoals bij alle oefeningen, is het ook hierbij essentieel dat je paard recht is. Genoeg om op te letten voor mij als jurylid.”

Hoeveel passen?


In L-proeven wordt ‘enkele passen’ achterwaarts gevraagd, pas vanaf het M zijn dat vier tot zes passen. “Dat is om de vloeiendheid van de oefening te bevorderen,” legt Eddy uit. “Achterwaarts is een lastige oefening en het is in een lagere klasse belangrijk niet te veel te fixeren op het aantal passen, maar meer op de vloeiende beweging. Ik vind dat altijd belangrijker. Natuurlijk telt het aantal passen wel mee maar er is meer dan dat. Een pasje te veel hoeft in mijn ogen niet direct een onvoldoende te betekenen, als de oefening verder goed is uitgevoerd en het paard duidelijk los door zijn lijf en vloeiend achterwaarts gaat.”
‘Een overgang mag nooit abrupt zijn, zorg dat het soepel gaat en overval je paard niet met je hulpen’

Na de oefening


Afhankelijk van de proef die je rijdt, moet je na het achterwaarts gaan wegstappen, draven of galopperen. “Ook dat moet vooral vloeiend gaan,” legt Eddy uit. “Laat je paard na het achterwaarts gaan dus niet stilvallen, maar rijd direct vloeiend weer voorwaarts weg. Een overgang mag nooit abrupt zijn, zorg dat het soepel gaat en overval je paard niet met je hulpen. Ik heb liever dat je een stappasje tussen het achterwaarts en wegdraven hebt, dan slordig en abrupt direct de overgang naar draf maakt. Verder is het natuurlijk belangrijk om recht naar voren weg te rijden, met een stille, gedragen aanleuning.”

Tips bij achterwaarts gaan



  • Eddy ziet vaak dat paarden achterwaarts getrokken worden, waardoor problemen in de aanleuning ontstaan. Het paard komt dan achter de loodlijn, tegen de hand of opent zijn mond. “Goed uitgevoerde halve ophoudingen, waarbij de nagevende hand het belangrijkst is, zorgt voor een correcte aanleuning,” legt hij uit.

  • Zorg dat je activiteit behoudt. Laat je paard in een mooi ritme, regelmatig naar achteren stappen zonder dat hij sleept. “Net als bij andere oefeningen, helpt het ook hierbij om tussendoor voorwaarts te rijden om activiteit te behouden en je paard goed aan de voorwaarts drijvende hulpen te houden.”

  • Ook scheef gaan komt veel voor bij deze oefening. Het paard wil zich dan onttrekken aan de hulpen en de verzameling. “Zelfs in de Grand-Prix zie ik weleens een paard dat een hekje rond de ring kapot trapt, omdat hij scheef achterwaarts gaat,” vertelt Eddy. “Brengt je paard zijn achterhand bijvoorbeeld iets naar rechts? Houd hem dan recht door de voorhand voor de achterhand te plaatsen en houd je rechterbeen eraan. Je leidt dan dus met beide handen de voorhand iets naar rechts. Je richt dan de voorhand op de achterhand.”

  • Zorg dat je het achterwaarts gaan op meerdere plaatsen in de rijbaan oefent en op beide handen. Oefen het dus niet alleen langs de bakrand, waar je paard steun heeft aan de wand, maar ook midden in de rijbaan.