Afdelingsdressuur
Afdelingsdressuur

Waar moet je op letten bij afdelingsdressuur?

Nieuws

Ruiters die in een meertal rijden zeggen wel eens dat afdelingsdressuur veel moeilijker is dan gewone dressuur. Maar hoe komt dat dan? En hoe rijd je de perfecte afdelingsdressuurproef?


Bij afdelingsdressuur rijd je in een meertal, dus bijvoorbeeld een vier-, zes- of achttal. “Het belangrijkste is dat je een team bent”, vertelt gediplomeerd instructrice Marian Smits. Ook is ze kopruiter bij het viertal van DSV West-Brabant. “Je moet nooit vergeten dat je rekening met elkaar moet houden, daar draait het om. Een team is zo sterk als de zwakste schakel, dus je moet elkaar ondersteunen en helpen waar mogelijk.”

Dressuur


“Het blijft natuurlijk dressuur”, vertelt René Schalk, commandant van zowel een L als M-viertal. “Daarom is het belangrijk dat ook het dressuur technische deel op je paard zit.” Je paard moet dus aan de teugel lopen, hij moet de juiste stelling hebben en hij moet rechtgericht zijn. Als je je paard dressuurmatig niet voor elkaar hebt, dan zal je in een meertal ook niet goed kunnen rijden.

Controle


“Het is belangrijk dat de ruiter zijn paard goed onder controle heeft”, vertelt Marian. Sommige paarden willen namelijk alleen maar voorop lopen en niet achteraan of er tussenin. “Als je je paard niet goed onder controle hebt, kan dat voor problemen zorgen. Onthoud: je bent niet alleen, er rijden op zijn minst nog drie paarden met je mee en alle paarden reageren op elkaar. Als een paard onrustig is, zijn ze allemaal onrustig.”

Kijken


“Je proef valt of staat met het kijken naar elkaar”, legt René uit. Alle ruiters houden het tempo en de figuren van de kopruiter aan, ze proberen precies hetzelfde te doen als degene die voorop rijdt. De kopruiter moet ervoor zorgen dat dat mogelijk is voor de andere ruiters door bijvoorbeeld het tempo aan te passen. De eerste in het meertal let dus op het team achter zich en de rest van het team kijkt naar de kopruiter. “Door goed te kijken kun je ervoor zorgen dat je precies achter elkaar loopt op de A-C lijn en zo kun je ook op precies hetzelfde moment afwenden. Je kunt de oefeningen alleen synchroon uitvoeren als je naar elkaar kijkt.”

Afstand en tempo


René: “De afstand tussen de paarden moet in draf en stap altijd één paardlengte zijn. In de galop mag deze iets groter worden. Ook het tempo moet te allen tijde hetzelfde blijven. Als een van de ruiters zijn tempo verandert, komt degene achter hem in de problemen, want dan wordt het gat tussen hem en zijn voorganger te groot of te klein.”

“Afstanden die te groot of te klein zijn, worden niet opgelost door te versnellen of te vertragen, maar door de hoek wat minder ver of juist wat verder in te rijden. Daarom rijdt de kopruiter de hoeken nooit helemaal goed door. Op die manier hebben de ruiters achter hem nog wat ruimte om eventuele fouten op te lossen.”

Valkuilen


“Natuurlijk kan er een hele hoop fout gaan”, legt René uit. “Vooral het op commando overgangen rijden of figuren maken, is lastig. Dit moet natuurlijk precies tegelijk. De ruiters moeten dus niet alleen op elkaar ingespeeld zijn, maar ook op de commandant. Ook hij hoort bij het team. Oefening is hierbij heel erg belangrijk, hoe meer je oefent, des te beter je met elkaar leert rijden.”

Uiterlijk


“Hoewel het absoluut niet het belangrijkste is, heeft het uiterlijk van een meertal ook wat te bepalen. Vooral bij shows is dit van belang. Zo hebben wij allemaal dezelfde jasjes, dezelfde neusriem, dezelfde cap, dezelfde plastron en hetzelfde dekje. Dat zorgt voor eenheid. Ik denk ook dat daarom meertallen met Friese paarden zo populair zijn, omdat Friezen allemaal zwart zijn. Natuurlijk kunnen die ook enorm met elkaar verschillen, maar ze hebben in ieder geval dezelfde kleur. Het mooiste is als alle paarden dezelfde kleur, hoogte en ongeveer dezelfde bouw hebben, maar dat is natuurlijk wel erg lastig.”


Lees ook: ‘Meertallen: met stip weer hip’ in Bit 253

Bron: Bitmagazine.nl