Springen
Springen Foto: Arnd Bronkhorst | Arnd.nl

Waarom het best oké is om een onervaren paard soms te laten weigeren

Training Opvallend

De springsport steekt eigenlijk heel simpel in elkaar: wie alle hindernissen snel en foutloos springt wint. Het klinkt dan ook vast logisch dat een springruiter zijn of haar paard traint om nooit een sprong te weigeren. Maar wist je dat het juist slim is om een jong, onervaren of onzeker paard af en toe te laten stoppen?

Ik hoor je denken: waarom zou je een paard laten stoppen? Leer je hem daarmee niet een verkeerde gewoonte aan? In een interessant interview met Noelle Floyd legt de Canadese eventingruiter en natural horsemanship-trainer Tik Maynard uit dat je daar vooral niet bang voor hoeft te zijn.

Stoppen terwijl je drijft

“Wanneer je een onervaren paard een sprong laat weigeren geef je hem de mogelijkheid om te verwerken wat er nou daadwerkelijk van hem gevraagd wordt. Hiermee groeit het vertrouwen”, zegt Tik. 

“Vaak gaat het bij het springen met een onzeker paard op twee punten mis. Wanneer het voor het paard absoluut onmogelijk is om de sprong nog te nemen, maar je drukt tóch je kuiten aan, dan leer je je paard dat hij kan stoppen terwijl je hem voorwaarts drijft. Hij leert daardoor achter je been te duiken wanneer hij een enge hindernis ziet.”

“Daarnaast kun je het vertrouwen van een paard ernstig schaden: als het paard altijd gedwongen wordt om te springen terwijl hij niet durft, zal hij springen als iets naars gaan zien.”

Werk met instinct

Het is volgens Tik veel verstandiger om te werken vanuit het instinct van het paard. “Wanneer een paard iets nieuws of spannends tegenkomt maakt hij vier emoties door: ‘wantrouwigheid, ‘nieuwsgierigheid’, ‘speelsheid’ en ‘onverschilligheid’. De eerste emotie komt voor uit wantrouwen: je paard zal het instinctief op een loopje zetten. Merkt het paard op dat hetgeen hij wantrouwt hem eigenlijk niets doet (hij wordt niet door de enge hindernis achtervolgt), dan wordt hij nieuwsgierig. Hij gaat een kijkje nemen.”

“Hieruit volgt speelsheid: je paard wil het object aanraken of ermee spelen. Hij drukt bijvoorbeeld zijn neus tegen de gekleurde balk of hij klauwt een keertje. Zodra het paard merkt dat de hindernis blijkbaar niet eng is en ook niet op hem reageert, wordt hij onverschillig. Hij kijkt niet langer op of om”, legt Tik uit. “Die laatste emotie is waar je in een parcours uiteindelijk naar streeft. Het paard vindt de hindernissen zelf niet spannend meer en springt er zonder blikken of blozen overheen.”

Een angstig, onervaren of groen paard moet je de kans geven om een spannende hindernis beter te bekijken. “Sta hem toe om nieuwsgierig en speels zijn en dwing hem niet gelijk tot onverschilligheid”, adviseert Tik. “Wanneer je hier al vroeg in de training geduldig mee omgaat, zal je merken dat het paard uiteindelijk beter leert hoe met iets spannends om te gaan. Hij steekt dan misschien alleen nog zijn oortjes nieuwsgierig naar voren, maar weet dat hij op jouw aanwijzingen kan vertrouwen en gewoon kan springen.”

Je moet volgens Tik leren omdenken: “Je leert het paard niet om over een hindernis te springen, je leert hem om zelfverzekerd te zijn in de buurt van hindernissen.”

In vijf stappen

Hoe breng je dat allemaal in de praktijk? Tik zet het voor je op een rijtje in vijf stappen:

1. Laat je been voor wat het is

Merk je dat je paard de hindernis eng vindt en wil stoppen? Laat dan je been voor wat het is en sta hem toe gecontroleerd en – heel belangrijk – recht voor de hindernis te stoppen.

“Er zijn natuurlijk uitzonderingen op de regel: heb je een (ervaren) paard waarvan je weet dat hij met een klein beetje aanmoediging toch wel springt, geef dan vooral been bij”, zegt Tik.

2. Laat het paard kijken

“Sta het paard toe om de hindernis te bekijken. Zijn blik moet naar de sprong gericht zijn. Wanneer je paard niet naar de sprong kijkt, probeer dan zijn aandacht op de sprong te vestigen. Dwing hem niet voorwaarts, laat hem enkel kijken.”

3. Rij opnieuw aan

“Rij de sprong vervolgens opnieuw aan. Sommige paarden weten na een keertje kijken genoeg en lopen met meer vertrouwen naar de hindernis toe. Voel je dat hij durft, ondersteun hem dan met wat been”, aldus Tik. “Merk je dat je paard nog niet durft? Laat hem dan opnieuw stoppen en kijken, bij voorkeur iets dichterbij dan de eerst keer. Zolang hij stopt, heeft hij de hindernis nog niet goed genoeg bekeken.”

4. Laat het paard van dichtbij kijken

Durf je paard hierna te gaan? Top! Zo niet, geef hem dan de kans om de hindernis van écht dichtbij te bekijken. Laat hem aan de balken snuffelen of z’n neus in de bloembakken steken. Geef hem de tijd om de hindernis goed te bekijken. Je merkt vanzelf wanneer hij er klaar mee is: waarschijnlijk kijkt het paard dan op en richt hij zijn blik op iets anders. Rij de hindernis vervolgens nog een keertje aan. Volgens Tik is dat het punt waarop veel paarden uiteindelijk durven te gaan. 

5. Begin laag 

Begin laag en maak pas een verandering aan de hoogte van de sprong wanneer het paard de hindernis een aantal keer zonder problemen heeft gesprongen. “Als je paard een hindernis eng vindt en er komt óók nog ritme, snelheid en afstand bij kijken (wat cruciaal is op een hoge hindernis), dan wordt dat al snel te veel om te behappen. Maak de hindernis daarom niet intimiderender dan hij al is: begin gewoon laag!”, adviseert Tik als laatste.

Bron: Noelle Floyd