Lammert Haanstra
Lammert Haanstra

Rijkunstige problemen oplossen aan de longe

Nieuws

Kun je aan de longeerlijn bepaalde rijkunstige problemen oplossen? Jazeker! De gedreven paardenman Lammert Haanstra is ervan overtuigd dat je met correct werk aan de hand en de longeerlijn veel kunt verbeteren. De longeerspecialist helpt je op weg.



Mijn paard pakt één kant erg vast


Paarden die één kant erg vastpakken hebben eigenlijk een ander probleem: ze laten
de andere kant los. Oftewel, ze lopen scheef. Haanstra probeert de zware kant soepeler te maken door de longe via de binnenste bitring aan de singel vast te maken. “En vraag dan met een rustige hand om stelling, trek niet met geweld het hoofd opzij.” Wie een touwtje gebruikt als bijzet kan dat aan de kant waar het paard vasthoudt met twee slagen vastmaken om de sleutel (dat is de ring boven op de singel), zodat hij inbuigt. “Ga vervolgens longeren, waarbij je het paard tussen de hand en de zweep lekker voorwaarts laat lopen. Gebruik geen balken, dat leidt te veel af. Als het paard op de juiste manier vanuit het achterbeen over de rug gaat, heeft hij geen moeite met stelling en buiging.

Als het paard nageeft, zie je dat de bewegingen harmonieuzer worden. De oorzaak zit in het achterbeen. Een paard dat links erg vastpakt, zet zijn linkerachterbeen onder het lichaam, terwijl hij rechtsachter minder gebruikt. Dat is het zwakke been. Je probeert dit in de training te verbeteren door bijvoorbeeld schouderbinnenwaarts rechts te rijden, waarbij het rechterachterbeen wel moet ondertreden.” De instructeur wijst erop dat het wel verstandig is om het zadel te laten controleren en zitles te nemen. “Als de ruiter zelf scheef zit, kan het paard natuurlijk nooit recht worden. Pruts niet door, maar zoek deskundige hulp.”
Als een paard links vastpakt, stelt Haanstra de bijzet zo af dat hij op de rechterhand enigszins naar buiten gesteld loopt. “Als het paard de stijve kant loslaat en je laat hem vervolgens van hand verandert, hoop je dat hij die losheid behoudt.”

[caption id=”attachment_30112” align=”aligncenter” width=”620”] “Het corrigeren van een niet-voorwaarts paard begint met het correct meelopen aan de hand”, legt Lammert uit. “Je hebt paarden die de leider willen zijn of paarden die geleid willen worden.”[/caption]

Mijn paard is niet voorwaarts


Lammert Haanstra komt dit probleem regelmatig tegen, vooral bij paarden die van nature wat minder looplust hebben. “Het corrigeren hiervan begint met het correct meelopen aan de hand. Je hebt paarden die de leider willen zijn of paarden die geleid willen worden. Die laatste groep moet je vaker aanmoedigen. Ik zie vaak al van een afstand dat ze er weinig zin in hebben en hun lichaam niet aanspannen. Ze kuieren maar zo’n beetje voort. Maar dat moet je niet toelaten, anders geef je aan dat je het wel best vindt. Paarden moeten respect voor je hebben.” Hij waarschuwt dat dat iets anders is dan bang voor je zijn. En dat het veel met lichaamshouding te maken heeft. “Wees duidelijk tegen je paard. Tik hem achter je rug eens aan met je zweep als hij zo lui is. Zorg dat hij daar op reageert. Wees consequent. Schiet hij naar voren, houd hem dan niet meteen tegen, maar ga mee. Je wilt immers naar voren. Enig atletisch vermogen bij de ruiter is dus wel noodzakelijk. Kalmeer hem weer door jezelf groot te maken en rustig ‘hoho’ te zeggen. Ga niet aan het bit hangen. Ditzelfde respect voor jouw hulpen moet het paard onder het zadel krijgen.”
‘Als lopen aan de hand niet lukt, weet ik al dat het longeren en het rijden ook niet lukt’

De instructeur noemt het lopen aan de hand een voorbode. “Als dat niet goed gaat, weet ik al dat het longeren en het rijden ook niet lukt. Tijdens het longeren zie je vaak dat mensen bij zulke paarden voortdurend met de zweep zwaaien. De hand met de zweep is gespannen. Maar het heeft geen zin om het paard op te jagen. Hij moet jouw autoriteit accepteren. Ga correct staan, met jouw binnenbeen als spilbeen. Houd constant verbinding met de mond, alsof de longeerlijn een teugel is. En als je een hulp met de zweep geeft, moet het paard daar meteen op reageren. Enige handigheid met de zweep is daar wel voor nodig, zodat je hem eventueel achter licht kunt raken.”

Het is belangrijk om lusteloze paarden meer alert te maken. Ontregelen, zegt Haanstra. Daarvoor gebruikt hij graag balkjes en cavaletti. “Of sluit de volte als het paard dat niet meer verwacht. Soms laat ik een trager paard na een paar rondjes al aangalopperen. Maar dat hangt er wel vanaf of hij uit de wei komt of een hele tijd op de trailer of op stal heeft gestaan.”

Mijn paard reageert niet op mijn ophoudingen


Bij paarden die aan de hand de hele tijd doordrammen en vooruit proberen te lopen, doet Haanstra de longeerlijn een slag om de binnenste bitring, waarna hij hem aan de buitenste vasthaakt. Hij maakt zichzelf groot als het paard wegloopt en houdt hem kort tegen. “Als je de longeerlijn onder de kin van het paard iets aantrekt, wordt je ophouding gelijk verdeeld over de beide bitringen. Het netjes bij je blijven begint al op stal en aan de hand. Wees rustig, maar duidelijk.” Zowel bij paarden die niet voorwaarts zijn, als paarden die te veel drammen, is het zaak ze beter aan de hulpen te brengen. “Tijdens het longeren zie je vaak dat ze aan de overkant van de ingang van de cirkel naar binnen vallen. Als ze daardoor los komen van de longe, is de verbinding met de mond verbroken. Laat je longehand zakken of beweeg hem zelfs naar achteren, tot het contact is hersteld. Beweeg je zweephand in de richting van het binnenvoorbeen. Maak jezelf groot. Streef ernaar dat je paard op de gehele cirkel dezelfde druk in de hand geeft. Pas dan is je paard op jou gericht.”

Loperige paarden krijgen alleen maar meer vluchtneigingen als ze worden tegengehouden. Meer druk op de longeerlijn is dus niet de manier om ze te laten reageren op een ophouding. Scherpere bitten of kleine voltes evenmin. “Ontspan je schouders en houd hem tegen door je longehand voor je buitenheup te brengen.” Loperige paarden worden door Haanstra met een hulpteugel bijgezet, maar niet te kort. “En laat ze in het begin even in de houding lopen die ze zelf willen aannemen.”
Als een paard in galop eigenzinnig doorgaat, terwijl je eigenlijk terug naar draf wilt, adviseert Haanstra hem juist nog een paar rondjes extra in galop te laten maken. “Ga langer door dan het paard zelf wil. Niet jagen, maar wel om impuls vragen. Tot je merkt dat jij de controle weer hebt. Als je dan je zweep laat zakken en ‘hoho’ zegt, draaft hij zo.”


Mijn paard loopt te veel op de voorhand


Paarden die meer bergopwaarts zouden moeten bewegen, moet je vooral niet te laag bijzetten. Ook hierbij kunnen balkjes helpen. Haanstra: “Als een paard in de hals te veel oprolt, kan één balk al wonderen doen. Dan moet hij namelijk wel kijken en dus zijn hals uitleggen. Maar wil je meer achterhanden ruggebruik, dan leg ik één balk op de grond met nog drie cavaletti erachter. Blijf zelf stabiel in het centrum van de cirkel staan en probeer het paard in horizontaal evenwicht te laten lopen.”

Een cirkel afzetten is voor dit type paard wel prettig. Zo niet, dan is de kans groot dat hij naar buiten probeert te trekken. “Als je de lijn één slag om de binnenste bitring en aan de buitenste vast hebt, word je even kort sterk, zodat het paard zelf voelt dat hij niet moet trekken. Bij jonge paarden doe ik liever een slag om de neusriem, zodat er geen druk op het bit komt.”

Mijn paard wil niet achterwaarts


Achterwaarts lijkt misschien niet direct iets om aan de longeerlijn te verbeteren, maar toch is dat een uitstekende manier. Haanstra begint er op stal al mee. “Ga voor je paard staan, richt je op, zet lichte spanning op beide bitringen en zeg duidelijk ‘terug’. Doet hij het een heel klein beetje, haal dan gelijk de druk weg en beloon je paard. Wees blij met één stapje. Als je niet meteen beloont, snapt je paard het niet meer. Hij wil het graag goed doen. Als je geduldig blijft oefenen, worden het vanzelf meer passen.”
‘Wees blij met één stapje’

Tijdens het longeren legt Lammert vaak een balk in de hoek, evenwijdig aan de hoefslag, naar de omheining toe. “Ik longeer ook jonge paarden na een paar keer al met dubbele longe. Ga erachter staan en laat het paard die hoek in lopen, zodat hij tussen de balk en de omheining wordt opgesloten. Vervolgens klik je met je tong, maar sta in je hand niet toe, en zeg ‘terug’. Soms moet iemand even helpen door voor het paard te staan of met een hand op de borst te tikken, zodat het paard het begrijpt. Maar maak hem er niet bang voor. Dus ga nooit slaan, word niet boos. Blijf gewoon rustig aan de hand oefenen als het niet gaat. Als het paard dit aan de hand en de longeerlijn goed kan, zet je de ruiter erop en doe je hetzelfde. De ruiter moet dan wel een beetje in verlichte zit gaan, om de rug te ontlasten. Begin er zo vroeg mogelijk mee met een jong paard. Als hij weet wat de bedoeling is, is dat ook handig als hij achteruit de trailer uit moet. Bij longeren met de dubbele longe sta ik achter het paard en zeg: ‘terug’. Daarop ontwikkelt het paard actie, maar ik sta met mijn hand niet toe. Met een gelijke halve ophouding in beide handen, treedt het paard terug.”
Lammert Haanstra
Lammert Haanstra