070703505_ABFweb
070703505_ABFweb

Hoe zit dat: Waar komt ons huidige paard vandaan?

Nieuws

Het paard zoals we dat nu kennen heeft er lang niet altijd zo uitgezien. Miljoenen jaren van evolutie hebben ervoor gezorgd dat een klein diertje, het Hyracotherium, geëvolueerd is tot ons huidige paard. Maar hoe verliep die weg? En blijft het paard evolueren? Bioloog, klinisch etholoog en onafhankelijk wetenschapper Machteld van Dierendonck leert je de beginselen van de evolutie van het paard.



‘Het paard is een van de ultieme voorbeelden van evolutie’


Hyracotherium


“Het paard is een van de ultieme voorbeelden van evolutie”, begint Machteld. “Van maar weinig diersoorten zijn zoveel tussenstadia in de evolutie gevonden als van het paard.” De evolutie van ons huidige paard brengt ons helemaal terug naar het Hyracotherium, een klein (20 centimeter) plantenetend diertje. Hij leefde 55 miljoen jaar geleden, in het Vroeg-Eoceen in Noord- Amerika en West-Europa (vroeger heette hij ook Eohippus). Het diertje had drie hoefachtige tenen aan de voorpoten en vier tenen aan de achterpoten. “Hij had een primitief gebit, met 44 tanden en kiezen. De tanden waren helemaal anders dan de grote kiezen die de hedendaagse paarden hebben. Hyracotherium leefde namelijk van plantjes, bladeren en afgevallen vruchten, er was nog geen gras. Gras is heel erg taai en vergt veel van de kiezen, van gras hadden ze niet kunnen overleven.” Door zijn poten was het Hyracotherium snel en wendbaar, wat hem een voordeel gaf tegenover roofdieren. Daarnaast had hij afzonderlijk te bewegen zijtenen waardoor hij meer grip had op een bosachtige ondergrond. “Evolutie werkt simpel gezegd als volgt: de dieren met de beste eigenschappen overleven en geven die eigenschappen weer door. Door de tijdperken heen verandert de vegetatie, waardoor de dieren zich aan moeten passen. Ze ontwikkelen eigenschappen en raken soms ook eigenschappen kwijt, die dan ook nooit meer terugkomen. Daarom moeten we daar vandaag de dag ook goed rekening mee houden bij het fokken.” Die evolutie heeft voor het paard van nu hele belangrijke dingen gebracht. “In de onderbenen van het paard zitten geen spieren, alleen pezen en banden. De pezen aan de achterkant van de pijp rekken op over de kogel, slaan energie op als het been landt en veren terug als de voet omhoog komt. Het is dus een soort springveermechanisme dat ervoor zorgt dat het been met relatief weinig inspanning voor een langere tijd in hoog tempo kan bewegen.”
‘De dieren met de beste eigenschappen overleven en geven die eigenschappen weer door’

Maar in hoeverre lijkt het Hyracotherium op ons huidige paard? “Eigenlijk nauwelijks. Onderzoekers hebben door de jaren heen verschillende stadia van de evolutie van het paard gevonden en die leiden terug naar het Hyracotherium. Het enige dat goed herkenbaar is in ons huidige paard is dat hij ook maar één maag had en dus geen herkauwer was.” Na het Hyracotherium kwamen de Mesohippus en Miohippus, die zich in Noord-Amerika onderverdeelden in 30 ondersoorten. Deze waren al wat groter, rond de 70 à 80 centimeter. Hij had ook drie tenen, maar de middelste teen was het best ontwikkeld.

Graseters


Weer miljoenen jaren later – in het Mioceen – werd het klimaat milder en ontstonden de graslanden waar de ‘paarden’ zich aan aanpasten. Zo werden ze graseters en werd hun tandkroon groter worden en ontwikkelden ze email, cement en glazuur. De kaken werden langer en de kaakgewrichten konden zijwaarts worden bewogen. De paarden werden groter, maar ze bleven weinig voedzaam gras eten, waardoor ze meer tijd moesten besteden om te eten. Een groot lichaam heeft immers meer nodig. “Als je langer moet eten is het veiliger om met een grotere groep te zijn en dat is dan ook de reden dat paarden sociaal zijn geworden”, vertelt Machteld. “Van oorsprong is het ook zo dat paarden in het wild familiegroepen en jonge hengsten groepen vormen en die weer samenvoegen tot grote kuddes van 600 tot wel 1000 paarden.” Om zich beter te beschermen tegen roofdieren verplaatsten de paarden hun ogen naar achteren en zijwaarts op hun schedel, zodat hun gezichtsveld groter werd. De ledematen werden nog langer en het paard liep uiteindelijk op de middelste teen. De twee buitenste tenen werden rudimentair (overbodig), maar zijn tot de dag van vandaag te zien: de griffelbeentjes, sesambeentjes en zwilwratten/sporen zijn restanten van tweede en vierde ‘teennagel’. De paarden kunnen zich goed aanpassen en komen nu voor in verschillende klimaten en leefomgevingen. Uiteindelijk zijn daar bijvoorbeeld de Arabier, die aangepast is aan een warm klimaat, en de Tarpan, (voorloper van de koudbloeden) die moest overleven in een koud klimaat, uit voor gekomen.

Uitsterven


Het paard ontwikkelde zich ook in Noord-Amerika, maar stierf daar in de laatste IJstijd helemaal uit. “Columbus bracht tijdens zijn tweede reis in 1493 weer paarden mee met de boot. Rustige exemplaren, ze moesten immers wekenlang in een klein hokje op het schip staan. Het waren zoveel paarden dat er een aantal ontsnapten, die zich weer ontwikkelden tot de huidige ‘wilde’ paarden. Dat de indianen zo makkelijk met de paarden om konden gaan is dan ook niet gek, het waren gewoon afstammelingen van makkelijke dieren… Vandaag de dag stammen alle Amerikaanse paarden af van het Europese paard.”
‘Bij klonen blijf je stilstaan. Het is belangrijk dat we blijven kruisen om geen diversiteit te verliezen’

Nog meer evolutie?


Zal het paard nog meer gaan evolueren? “Op zich wel, maar aan de andere kant ben ik bang voor de invloed die wij als mensen hebben. Je ziet bij hondenrassen ook steeds meer erfelijke afwijkingen die niet meer opgelost kunnen worden omdat de genen er binnen het ras gewoon niet meer zijn. Dat gebeurt bij paarden ook als we zo doorgaan. Bij Friezen of Falabella’s bijvoorbeeld, daar is men gaan fokken met een smalle basis. Als je een eigenschap door het fokken kwijtraakt, komt hij niet meer terug. Zo zie je bij de Friezen nu bijvoorbeeld waterhoofden en dwerggroei. Alleen door op populatieniveau heel gericht te fokken, rekening houdend met de genetische variatie en het toelaten van enkele geschikte dieren van andere rassen, kan voorkomen worden dat rassen op een dood spoor belanden. Dat het met beleid weer de goede kant op kan zien we bij de Przewalski’s (dat is wel een andere soort - zoals een zebra – ze hebben twee chromosomen meer). Przewalski’s hebben maar dertien dieren aan de basis. Toch gaat het genetisch beter, ondanks dat er in de hele populatie maar één Y-chromosoom over is.” Klonen van intacte dieren, is volgens Machteld daarom genetisch gezien een slecht idee. “Voortplanting is goed omdat twee sets genen samen worden gevoegd. Bij klonen blijf je stilstaan. Het is belangrijk dat we blijven kruisen om geen diversiteit te verliezen.” Een klein beetje evolutie zie je op dit moment wel in de Oostvaardersplassen: “Op dit moment vermoeden we sterk dat de merries die een of meer jaar overslaan veel sterker zijn, net als hun veulens. Ze komen beter de winter door, dus worden niet geëuthanaseerd. Dat is een voorbeeld van hoe de evolutie nu in praktijk werkt en op dit vlak het beheer daaraan bijdraagt.”

De duim van de reuzenpanda


De duim van de reuzenpanda is een ander ultiem voorbeeld van hoe evolutie werkt. De reuzenpanda heeft – net als zijn familieleden – vijf vingers die naast elkaar staan. Maar dat is niet zo handig wanneer je heel veel bamboe moet eten. Daarom heeft de panda een soort extra duim (zesde ‘vinger’) ontwikkeld door het radiale sesambeentje in zijn pols te verlengen, die een zoolkussentje ondersteunt. Een groef scheidt dit zoolkussen weer van de vingers, waardoor de duim beweeglijk is en de panda blaadjes van een bamboestengel kan ritsen. Bij paarden zie je ook dat hun skelet door de jaren heen is veranderd, wat bij ons de bovenarmen zijn zit bij paarden over de longen. Bij elke beweging schuiven ze over de longen en persen ze lucht naar buiten, waardoor ademhalen als je hard loopt minder moeite kost.