Stapproblemen
Stapproblemen

Beter stappen met Jean Bemelmans

Nieuws

Stap. Het lijkt zo simpel, maar juist in deze gang kun je tegen allerlei problemen aanlopen. Terwijl je als ruiter veel kunt verbeteren aan de draf en galop van je paard, is dat in de stap veel minder het geval. Sterker nog, hoe minder je probeert in te werken in deze gang, hoe beter het vaak is. Dressuurtrainer Jean Bemelmans over stapproblemen, oplossingen en tips.



Lateraal stappen


De stap is een viertakt gang. Het paard tilt elk been afzonderlijk op en als je op een harde ondergrond stapt, hoor je duidelijk alle vier hoeven apart neerkomen. Lateraal stappen is geen viertakt beweging, maar een tweetakt. Dat wil de jury niet zien. Lateraal betekent letterlijk ‘zijkant’: een paard stapt lateraal als hij de benen aan zijn ene kant, bijvoorbeeld het linkervoorbeen en linkerachterbeen, tegelijk optilt en neerzet en dit aan de andere zijde net zo doet. Je hoort dan geen vier hoeven op de grond komen, maar slechts twee. Jean Bemelmans: “Dit komt nog weleens voor bij paarden die een geweldig ruime stap hebben. Als je te vroeg begint met verzamelen in de stap, kan hij lateraal gaan stappen. Ook paarden die zich vasthouden in de rug en gespannen zijn, kunnen lateraal gaan stappen. Dat is natuurlijk nooit de bedoeling. Daarom moet je ook heel voorzichtig zijn met hoeveel je als ruiter inwerkt tijdens het stappen. Je kunt dit probleem oplossen door het paard weer terug te brengen in een staat van ontspanning, zodat hij de hals kan laten vallen en de rug ontspant. Laat het paard goed naar de hand toe lopen, met een lichte aanleuning en de neus iets naar voren. Dan moet de stap ook beter worden.

Tip: “Een goede oefening om een paard weer in viertakt te laten stappen in plaats van lateraal, is een zijwaartse oefening rijden zoals schoudervoor of schouderbinnenwaarts. Je rijdt het paard dan met zijn binnenachterbeen richting het buitenvoorbeen en op die manier zal het paard zijn benen sneller weer diagonaalsgewijs optillen en neerzetten. Lateraal stappen in een dergelijke zijgang is bijna onmogelijk voor het paard.”

Te kort


Natuurlijk maakt het ene paard van nature ruimere passen dan het andere. Maar stapt je paard onder het zadel beduidend korter dan normaal, dan gaat er waarschijnlijk iets niet helemaal goed. “Over het algemeen kun je zeggen dat, hoe hoger het paard in de oprichting loopt, hoe korter de stap is. Dit hoeft dus niet altijd verkeerd te zijn. Maakt je paard ongewild korte stappassen, dan is het zaak om hem voorwaarts-neerwaarts te laten lopen, met lengte in de hals en de neus naar voren. Hoe meer het paard de hals laat vallen en lengte krijgt in zijn lichaam, hoe langer de passen kunnen worden. Ook schakelen in stap is een goede oefening. Wissel de gewone stap af met stukjes uitgestrekte stap en verzamelde stap, dan moet het paard zijn passen automatisch verlengen en verkorten.”

 Tip: “Stap eens over balkjes op de grond. Leg ze op zo’n afstand van elkaar, dat je paard er goed overheen kan stappen. Hier kun je ook wat mee spelen: hoe beter het paard getraind is, hoe verder je de balken uit elkaar kunt leggen zodat het dier nog ruimere passen moet maken. Ook kun je cavaletti gebruiken, zodat het paard zijn benen wat hoger op moet tillen. Als je voorwaarts-neerwaarts over deze balkjes stapt, kun je nooit wat verkeerd doen.”

Dribbelkont


Dit stapprobleem kennen we allemaal en kan gebeuren tijdens een fijne buitenrit of op die ene belangrijke wedstrijd. In plaats van netjes stappen, begint je paard opgewonden te dribbelen. Wat doe je daaraan? “Als je gaat buitenrijden, stapt een paard vaak langzaam weg van huis. Als je weer richting stal gaat, gaat hij steeds harder lopen en dribbelen. Dit zit ook een beetje in de natuur van het paard, je kunt niet alles sturen. Soms moet je het paard gewoon maar even paard laten zijn op zo’n moment. Het gevaar is namelijk dat als je dit wel corrigeert, je snel te veel doet, waardoor de situatie alleen maar verergert. Het is lastig om hier een eensluidende oplossing te geven, tenslotte zijn er zoveel verschillende situaties waarin een paard kan dribbelen en verschillen ook alle paarden en ruiters van elkaar. Wat wel een grote rol kan spelen bij een dribbelend paard, is de spanning van de ruiter. Die spanning wordt snel overgenomen door het paard. Ontspannen is dus het devies.

Tip: “Het is goed om zoveel mogelijk gevoel voor de stap te ontwikkelen. Veel mensen voelen niet wanneer het paard goed stapt. Ruiters die als kind veel zonder zadel hebben gereden, hebben hier vaak wel veel gevoel voor. Ga eens zonder zadel op je paard stappen, dan voel je zoveel meer. Precies om die reden houd ik ook niet van allerlei bontjes en onderleggers onder het zadel. Ruiters zitten vaak zo hoog boven de paardenrug, dat ze amper meer voelen wat er onder hen gebeurt.”

Rommelige stap


Andere stapproblemen die zich kunnen voordoen zijn het ongewenst in draf vallen of steeds struikelen. Over dat laatste probleem is Bemelmans kort: “Een paard kan een keer struikelen omdat hij afgeleid is door iets of zijn benen niet goed neerzet. Dat kan gebeuren en is niet erg. Maar als het regelmatig voorkomt, is er iets niet in orde. Zo’n paard zou ik na laten kijken door de dierenarts.”

Over het in draf vallen zegt hij: “Vaak gebeurt dit als het paard gespannen wordt. Die spanning moet je proberen af te laten vloeien. Ook is het steeds aandraven een teken dat je ‘rem’ niet goed in orde is. Je hebt niet genoeg controle over het tempo. Dit kun je verbeteren door overgangen te rijden. Bijvoorbeeld van draf naar stap en halthouden en daarna weer voorwaarts. Door dit consequent te doen, krijg je meer controle. Ook schakelingen in een gang kunnen helpen. Als het paard te hard stapt of aan wil draven, maak je een halve ophouding om hem af te remmen. Het is wel belangrijk dat je in dit werk een goede verbinding houdt met de paardenmond en het paard van achteren naar voren over de rug blijft rijden.”

 Tip: “Als je de mogelijkheid hebt in je omgeving, rijd dan zoveel mogelijk heuveltjes op en af in stap. Het paard moet zich niet alleen inspannen de heuvel op, ook vraagt het afdalen weer een ander stapritme. Laat hierbij de teugels wat langer, zodat het paard zelf zijn balans kan vinden. Hoe meer het paard in evenwicht komt, hoe beter hij zal gaan stappen. Ook het rijden op verschillende ondergronden – hard, zacht, diep, rul, hard, in het water – beïnvloedt de stap positief.”

Tot slot


Hoewel je als ruiter beter niet te veel moet willen sleutelen aan de stap, is goed stappen zeker iets waar je op kunt trainen, aldus Bemelmans. Hij haalt het voorbeeld aan van barokke paarden, die vaak wel piaffe en passage wordt geleerd, maar waarbij de stap wordt vergeten. “In de training wordt verzameling en schakelen in draf en galop steeds meegenomen, maar er is weinig of geen aandacht voor de stap. Dat heeft soms tot gevolg dat je paarden krijgt die wel kunnen piafferen, maar niet goed stappen. Ze stappen te kort, of maken de pas niet af. Als de ruiter daar achter komt, is het vaak al te laat. Verkeerd stappen is moeilijk af te leren, net als een galopwissel die in twee fasen wordt gesprongen. Zorg ervoor dat je gedurende de opleiding van een paard altijd voldoende aandacht besteedt aan de stap.”




Jean Bemelmans


Jean Bemelmans is een wereldwijd befaamde dressuurtrainer. Jarenlang was hij bondscoach van het Spaanse dressuurteam, sinds 2012 traint hij het Franse nationale team. Bemelmans werd geboren in België maar woont al jaren in Duitsland, nabij Düsseldorf. Daar rijdt hij elke morgen een paar talentvolle jonge paarden, die hij opleidt tot Grand Prix-niveau.


 




Bron: Bit