drinken
drinken

Het belang van biest

Nieuws

In tegenstelling tot andere zoogdieren geven merries geen antilichamen aan hun veulen door tijdens de dracht. Dat geven ze door in de biest, een gele substantie in de moedermelk die maar beperkt wordt geproduceerd in de uren rond de bevalling. Een veulen dat in de eerste 24 levensuren biest binnenkrijgt, krijgt zo antilichamen binnen die hem de eerste vier tot acht levensweken beschermen tegen ziekten. Maar volgens specialist Dr. Michelle LeBlanc zijn er meer factoren die het leven van je veulen in gevaar kunnen brengen.


Zelfs als je veulen binnen twee uur staat, is er nog steeds een kans dat hij ziek wordt doordat de biest van de merrie eruit is gelekt voor de bevalling, van slechte kwaliteit is of wanneer het veulen geboren wordt in een vuile omgeving.

In de laatste maand van de dracht ontwikkelt de merrie antilichamen in haar melk, maar ze kan alleen antilichamen produceren tegen ziekten waaraan ze zelf is blootgesteld, doormiddel van vaccinatie of haar omgeving. De leeftijd en het ras van de merrie spelen ook een rol. Maiden merries produceren wellicht minder biest - soms zelfs maar een liter - maar dat is vaak veel sterker geconcentreerd dan twee liter biest van oudere merries.

Volgens LeBlanc is een veel gemaakte fout het verhuizen van een merrie net voor haar bevalling. “Een merrie heeft niet genoeg tijd om antilichamen aan te maken in een nieuwe omgeving, als het om andere bacteriën gaat dan die in de omgeving waar ze vandaan kwam”, vertelt LeBlanc. “Wanneer het veulen geboren is en in aanraking komt met een bacterie waarvoor zijn moeder geen afweer aan heeft gemaakt, dan kan zijn immuunsysteem het niet afweren.”

Daarnaast wijst LeBlanc erop dat de stal waarin de merrie bevalt heel erg schoon moet zijn. “Het gaat er niet alleen om hoeveel antilichamen de merrie aanmaakt, ook de omgeving kan een uitdaging zijn”, vertelt ze. “Als een merrie in een vieze stal bevalt, duwt het veulen zijn neus in de mest wanneer hij voor de eerste keer probeert te staan. Als hij die mest probeert af te likken, komen de bacteriën direct zijn lichaam binnen.”

Dr. LeBlanc is de uitvindster van de zogenaamde ‘biestmeter’, een apparaat dat wordt gebruikt om de concentratie antilichamen in de eerste moedermelk te meten. “Merries ouder dan veertien hebben vaak minder antilichamen in hun melk. Niet allemaal, maar een groot gedeelte ervan wel. Deze merries moeten meteen getest worden wanneer ze zijn bevallen, zodat er andere biest kan worden gezocht wanneer die van hunzelf niet goed is.”

“De biest moet worden getest zodra de merrie is bevallen, want de concentratie van de biest verandert wanneer het veulen eenmaal drinkt”, citeert ze uit haar onderzoek, waaruit blijkt dat veulens 75 procent van de biest consumeren in de eerste acht uur en alles in de eerste 12 uur.

Houd de één-twee-drie regel in gedachte na de bevalling: het veulen moet staan binnen één uur, drinken binnen twee en de merrie moet de placenta binnen drie uur kwijt zijn. “Als het veulen binnen twee uur niet staat en drinkt, moet je ervoor zorgen dat het biest binnenkrijgt”, aldus LeBlanc. “Melk de merrie en voed het veulen doormiddel van een maagsonde, wat de veearts voor je kan doen, zorgt dat het veulen minstens 500 milliliter binnenkrijgt.”

Haar voorkeur gaat uit voor de maagsonde, omdat het voeden met de fles vaak niet voldoende biest naar binnen brengt. “Als het veulen zwak is en niet uit zichzelf gaat drinken, is het het belangrijkste dat de biest binnenkomt, hoe dat gebeurt maakt niet uit.”

Bron: americashorsedaily.com