Funny animal is a white horse laughing his funny face off.
Funny animal is a white horse laughing his funny face off. Foto: IStock

"Tandheelkunde is zoveel meer"

Eén keer per jaar komt de gebitsverzorger langs bij jou op stal. Deze voelt eventjes aan de tanden van je paard en vijlt er de scherpe punten of zogenaamde haken af. Daarna kunnen jullie er weer tegenaan. Ziet het tandartsbezoek voor jouw paard er zo uit? Dan scoor je een dikke onvoldoende én loop je kans op een heleboel problemen. Dat leren we van Stijn Teysen en Wouter Demey. Deze dierenartsen specialiseerden zich exclusief in tandheelkunde bij paarden en richtten daarvoor de gespecialiseerde klinieken Vetrident en Equide op.

Tekst: Raïsa Qvick | Foto's: Sanne Wiering, Dick Caremans, IStock

“Gelukkig beseffen veel mensen dat hun paard elk jaar naar de tandarts moet”, begint Wouter Demey, oprichter van Equide. “Maar ze zien het nog te vaak als iets wat ze moeten afvinken op hun to do-lijst: even de scherpe punten bijvijlen en dan hebben ze dat ook weer gehad. Bij paarden met een goed gebit kan dat lange tijd voldoende zijn. Maar net als bij mensen zijn er veel paarden met suboptimale tanden of beginnende tandproblemen. Als die paarden geen kwalitatieve gebitsverzorging genieten, kan het ernstig mislopen.” “Louter routinematig de punten bijvijlen, heeft zelfs bitter weinig met tandheelkunde te maken”, stelt Stijn Teysen, oprichter van Vetrident. “Toch wordt gebitsverzorging vaak daartoe herleid. Een absurde situatie, want paarden hebben scherpe tanden nodig. Hoe slagen ze er anders in om die lange hooislierten in korte stukjes te knippen?”

Wat houdt tandheelkunde bij paarden dan wél in?

Wouter Demey: “Het is een combinatie van wat de tandarts, kaakchirurg en neus-keel-oorarts bij mensen doen. We pakken dus veel tandproblemen aan: denk aan cariës, tandwortelontstekingen, tandabcessen, ontstekingen van het tandvlees, afwijkende beetpatronen, et cetera. Daarnaast behandelen we tandfracturen, kaakfracturen, tandgerelateerde sinusproblemen en vaak voorkomende verwondingen, die veroorzaakt worden door een bit of hoofdstel. Het zal je verbazen, maar meer dan 60 procent van de bereden paarden loopt weleens verwoningen in de mond op.”

Dat doen jullie in de kliniek, niet bij mensen op stal?

Wouter Demey: “Een standaard gebitscontrole kan eventueel nog op locatie, maar voor een complexere behandeling is dat niet verantwoord. In een gespecialiseerde kliniek staat het paard in een professionele, rustige ruimte waar zich allerlei geavanceerde toestellen bevinden. De kwaliteit van het werk is er gewoon véél beter. Vergelijk het maar met je eigen tandarts: die behandelt jou toch ook niet thuis in de zetel?”

Daarover bestaat veel onwetendheid?

Stijn Teysen: “Zeker. Neem nu het gebitsonderzoek: dat is de basis voor elke behandeling en zelfs dat loopt in veel gevallen mis. Hoe vaak komt de ‘paardentandarts’ toe zonder licht, tangetje en spiegeltje? Ze werken dan ‘op de tast’, maar je moet het gebit echt wel in detail bekijken. Dat lukt alleen als je het paard sedeert, van een speculum en hoofdsteun voorziet, de mondholte spoelt, de mondholte voldoende belicht en elke tand met een probe en spiegel beoordeelt. Puur op de tast zul je een beginnend tandprobleem zelden opmerken.”

Vertoont een paard met tandproblemen dan geen symptomen?

Stijn vervolgt: “Het paard is van nature een prooidier en kan pijn daardoor uitstekend verbergen. Dat geldt ook voor tandpijn. Vaak vertonen paarden erg subtiele symptomen die de eigenaars niet altijd opmerken. Denk aan paarden die traag eten, krachtvoer morsen of proppen maken van hun hooi: dat zijn allemaal tekenen aan de wand. Maar veel mensen denken dat dat gewoon de manier is waarop hun paard eet.” Wouter Demey: “Jammer genoeg worden er op basis van gebrekkig mondonderzoek regelmatig verkeerde of laattijdige diagnoses gesteld. Zo krijgen we veel paarden over de vloer met een eenzijdige, stinkende neusuitvloeiing. Zoiets wordt vaak veroorzaakt door een tandprobleem. Toch is bij die paarden vaak al een behandeling opgestart, zonder dat er eerst een grondig mondonderzoek heeft plaatsgevonden. Die toegediende geneesmiddelen zullen de neusuitvloeiing hoogstens maskeren. Maar het tandprobleem is ermee niet opgelost: wanneer die behandeling afloopt, krijgt het paard er opnieuw problemen mee.”

Waardoor het probleem uit de hand loopt?

Stijn Teysen: “Klopt. In een vroeg stadium kunnen we veel problemen voorkomen. Maar het duurt soms maanden voor eigenaars met hun paard naar een gespecialiseerde kliniek gaan. En dan is het vaak te laat. Neem nu de wortelkanaalbehandeling: die techniek is fantastisch, maar als een tand helemaal rot is, kun je die niet meer redden.” 

Welke situaties moeten de alarmbel doen afgaan?

Stijn Teysen: “Als je paard proppen van het hooi maakt, is er sowieso iets aan de hand. Ook overmatig speekselen, het hoofd schuin houden tijdens het eten of de neus die aan één kant stinkt, kunnen wijzen op tandproblemen. Zelfs wanneer je paard ’s winters vermagert en ’s zomers verdikt, last heeft van diarree, koliek, slokdarmverstoppingen of wanneer je rijtechnische issues ervaart, kan een tandprobleem de oorzaak zijn.”

Vanaf welke leeftijd moet een paard naar de ‘tandarts’?

Wouter Demey: “Sommige piepjonge paarden ontwikkelen al tandproblemen. Denk aan een over- of onderbeet bij veulens. Ook een jaarling die – in tegenstelling tot de rest van de kudde – mager blijft, kan met een ernstig tandprobleem, zoals een juveniel diasteem, zitten. Als het jonge paard geen klachten vertoont, starten we met de gebitscontroles wanneer het melkgebit wisselt. Dat gebeurt wanneer ze twee à tweeënhalf jaar oud zijn. Het is in elk geval verstandig om het gebit van je paard te laten controleren voor je het dier zadelmak maakt.”

Jullie geven ook bitadvies?

Stijn Teysen: “Een gezonde mond is de basis, ook voor wie bitloos rijdt. Rijd je met bit? Dan moeten de vorm, dikte en lengte ervan passen in de mond van je paard. Al ligt het natuurlijk niet alleen aan het bit. De techniek van de ruiter is doorslaggevend. Oefen jij elke dag een constante druk uit op de teugels? Dan kun je daarmee zware schade aanrichten.” Wouter Demey: “Als we dan toch puur naar het bit kijken, dan zijn de duurste exemplaren niet altijd de beste. Je koopt beter elk jaar een nieuw, passend bit van vijfentwintig euro dan eentje van tweehonderd euro waarmee je dan vijf jaar rijdt. Bitten slijten namelijk en worden daardoor langer, terwijl de mond van je paard ook constant verandert. Een bit dat vandaag past, doet dat binnen vijf jaar hoogstwaarschijnlijk niet meer.”

Merken jullie dat het bewustzijn stilaan groeit?

Wouter Demey: “Toch wel. Paarden worden alsmaar ouder. En rond de leeftijd van vijfentwintig jaar zijn er nog maar weinig paarden, die nooit een tandheelkundige ingreep nodig hadden. Daardoor besteden steeds meer dierenartsen en klinieken aandacht aan tandzorg. Tandheelkunde bij paarden is bovendien één van de snelst evoluerende takken van de dierengeneeskunde. Er gebeurt zeer veel onderzoek. Daarnaast verbeteren de innovatieve technieken alsmaar en worden ze steeds preciezer. Hoe tandheelkunde bij paarden er vandaag uitziet, dat kun je niet meer vergelijken met wat men twintig jaar geleden onder tandheelkunde verstond.” 

Eén van die evoluties is dat jullie bij de routineuze gebitscontrole kiezen voor een lichte verdoving. Dat stuit soms op verzet?

Stijn Teysen: “Sommige eigenaars deinzen daarvoor terug. Maar zonder verdoving kun je het gebit niet goed controleren. Zo gebruiken paarden hun tong om het spiegeltje terug uit hun mond te duwen. Puntjes raspen met een grote, mechanische vijl lukt daarentegen soms wel zonder verdoving omdat de paarden zodanig overweldigd zijn. Maar een spiegeltje? Nee, dat accepteren ze niet.” Wouter Demey: “We verdoven de paarden echter nooit zonder eerst te ausculteren. Klinkt de hartslag onregelmatig, is er een bijgeluid of ruis aanwezig? Dan overleggen we met de eigenaar en passen we de sedatie aan. In een zeldzaam geval verdoven we het paard zelfs niet en sturen we het door voor verdere controle van het hart. Ik kan mensen alleen maar aanraden om het gebit van hun paard niet te laten behandelen zonder verdoving. Raakt het paard in paniek? Dan wordt het echt gevaarlijk en kun je als dierenarts de behandeling sowieso niet uitvoeren zoals het hoort.”

Jullie adviseren eigenaars ook om te kiezen voor een gebitsverzorger met een diploma dierengeneeskunde?

Wouter Demey: “De titel Gebitsverzorger is niet beschermd: Iedereen mag zich zo noemen. Maar heb je geen diploma dierengeneeskunde? Dan mag je je geen ‘paardentandarts’ noemen en mag je paarden bij wet niet verdoven. Je kan en mag dan geen diagnoses stellen en geen behandelplannen opmaken. Je ziet veel gebitsverzorgers met een, vaak Amerikaans, certificaat. Maar dat heeft dus geen waarde. Kies daarom voor een gespecialiseerde dierenarts, die bovendien een medisch dossier van je paard bijhoudt. Net zoals jouw tandarts dat voor jou doet.” P

Meer weten?

Kom je graag meer te weten over tandheelkunde bij paarden? In de eerdere nummers van Bit & Cap schreven Stijn Teysen en Wouter Demey al enkele boeiende stukken. Je bestelt deze edities makkelijk via paardenmagazines.nl.

Anders dan op stal, zijn er in de gespecialiseerde kliniek geavanceerde toestellen
Welk bit past bij dit gebit?
Van elke patiënt wordt een medisch dossier bijgehouden. Dit bestaat uit een verslag aangevuld met beeldmateriaal (orale foto’s, endoscopiebeelden, Rx-foto’s, CT). Dit maakt het mogelijk om de evolutie (bij sommige patiënten reeds meer dan 10 jaar) te bekijken en een probleem grondig op te volgen.
Paarden die behandeld dienen te worden krijgen een lichte sedatie. Deze mag enkel door een dierenarts rechtstreeks in het bloed gegeven worden.
Stijn Teysen
Wouter Demey
Afbeelding