Afbeelding

Eigen leerproces

Op de hoefsmederijschool in Brussel zei een instructeur tegen me: "Jij wordt nooit smid." Ik weet tot op de dag van vandaag niet precies waarom hij dat zei. En ja, jaren geleden heb ik het hem eens gevraagd tijdens een bijscholing voor Nederlandstalige hoefsmeden. Hij zei me toen dat hij me wilde motiveren, maar zo voelde het toen niet aan.

Ik was inderdaad een paardenleek, en heel handig met de hamer was ik niet. Hoefijzers smeden is zowat het moeilijkste wat ik ooit geleerd heb. Ik heb veel respect voor de mannen en vrouwen die het aambeeld bespelen als een muziekinstrument. De instructeurs op deze school halen zonder twijfel wereldtop niveaus. Daarvan mogen leren is mooi.

Bij de uitreiking van het certificaat op het einde van het jaar komen leraren en aspirant hoefsmeden samen in de aula. De leerling met de hoogste punten mag als eerste zijn papiertje gaan afhalen en krijgt een groot applaus. Ik wist dat ik niet goed gescoord had. Met het kapmes had ik per ongeluk een gat gemaakt in de zool van de kadaverhoef en een leerling van een jaar hoger had me het advies gegeven om het dicht te branden met het warme hoefijzer. Daar had ik dan een zelfgesmeed hoefijzer over gezet. Ik voelde me slecht die dag van de uitreiking. Ik had niet het gevoel dat ik connectie met iemand had gemaakt gedurende het lesjaar. Ik zat daar alleen tussen al die andere mensen die toch dezelfde droom hadden.

Ik voelde me ook slecht omdat mijn naam als derde laatste afgeroepen werd. Toen wist ik wel dat dit niet de juiste weg was voor mij. Later ben ik bij een hoefsmid in Slovenië gaan werken, vervolgens in Ierland, ben ik naar Amerika gereisd en heb ik een andere hoefsmederijschool gekozen in België. Misschien zijn die woorden van die instructeur wel bepalend geweest.

In Ierland bij Mr. Murphy, mijn mentor, kon ik vragen stellen zonder dom over te komen. Ik had immers gezegd dat ik nog niets kende. "Hoe kan je nu zien of het paard een mannetje of een vrouwtje is" of "Waarom mest dit paard alles op één hoop" of "Kan je me laten zien hoe ik de hamer beter vasthoud, want ik krijg allemaal putjes in het ijzer dat ik smeed". Geen vraag was te gek. Natuurlijk lagen ze vaak dubbel van het lachen om mijn vragen. Daarom mocht ik de eerste twee weken ook enkel het paard vasthouden, terwijl zij werkten onder het paard. Dat was ook nooit naar de zin van James. James was de leerjongen van Mr. Murphy. Een doorgewinterde boerenzoon die hard werken naar een ander niveau tilde. Hij had mij niet graag en liet dat ook merken. Ik begreep dat wel. De baas had altijd lange conversaties met mij over allerlei zaken waar James niet toe gekomen was. Reizen, studeren en vrouwen. Maar als ik naar zijn zin hard genoeg gewerkt had, dan vertelde hij het wel door. Zo fair was hij wel.

Op een dag waren John, een bevriende smid uit het noorden van Ierland, en zijn crew te gast in de smidse van Mr. Murphy. John kon heel goed smeden en hij vroeg me naar de smeedmethode in België. Ik deed een demonstratie van wat ik geleerd had in Brussel. Het vuur was wel veel kleiner en de kolen ook. Ik kreeg het ijzer niet goed warm. Ik was ook wel zenuwachtig. Het resultaat was er ook naar. Maar John zei me dat hij de volgorde van het bewerken van het hoefijzer interessant vond.
Toen ik aan Mr. Murphy vroeg wat hij ervan dacht zei hij: "Ik wilde dat je het nooit gevraagd had" en "Ik zou er nog geen olifant mee beslaan". De andere jongens stonden er maar wat bij te kijken. Zij waren allang blij dat zij geen demonstratie moesten geven, denk ik. Ook dat hoort er allemaal bij.

Stapje voor stapje, werd ik hoefsmid. Al die kleine anekdotes vormden één geheel. En dat ben ik. Ik ben iedereen die deel uitmaakte van dat proces heel dankbaar. Nu volgt de ‘jij-wordt-nooit-hoefsmid-instructeur' me op YouTube. Hij vindt het knap wat ik doe. Althans, dat zegt hij. Dat vind ik wel leuk. P