Afbeelding
Foto: IStock

Zand

Dat een paard zand binnenkrijgt, is bijna onvermijdelijk. Maar een te grote hoeveelheid zand in het lichaam kan tot (ernstige) problemen leiden. Dierenarts-specialist chirurgie Julie Brunsting van Lingehoeve Diergeneeskunde legt uit hoe dit komt, en wat je kunt doen om narigheid te voorkomen.

Waar paarden zijn, is zand – vaak veel zand. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat het nogal eens zijn weg naar de binnenkant van het paardenlichaam vindt. Julie: “Zand wordt op de één of andere manier opgenomen. Meestal gebeurt dat via de voeding. Een paard met weidegang zal flink wat zand binnenkrijgen als het gras dusdanig kort is, dat het met worteltjes en al naar binnen wordt gewerkt. Ook een nat, modderig weiland betekent een zanderige hap. Of wat te denken van paarden die de randjes van de paddock of het weiland afstruinen om zo al ´stofzuigend´ de laatste grassprietjes mee te pikken? Paarden die in paddocks worden gehouden, lopen risico als ze uit de bakken of netten gevallen ruwvoer vanaf de grond eten. Ruwvoer kan van zichzelf trouwens ook aardig wat zand bevatten, zie kader. Een klein deel van de paarden neemt zand op door kuilen te graven en bewust zand te happen. Dit kan zichzelf aangeleerd gedrag zijn of te maken hebben met een mineralentekort dat het lichaam probeert op te lossen.”

Motiliteit

“Het hoeft lang niet altijd rampzalig te zijn als paarden zand binnenkrijgen. Ook paarden die in de natuur leven, hebben geen zandvrij dieet. Er is dan ook een ‘normale hoeveelheid’ zand die het lichaam kan verwerken. Hoeveel dat precies is, verschilt per paard. Er zijn onderzoeken gedaan waarbij paarden een grote hoeveelheid zand in één keer direct in de maag toegediend kregen en dat ook zelf weer zonder problemen met de ontlasting konden uitscheiden. Aan de andere kant van het spectrum zijn er paarden die van een relatief kleine hoeveelheid zand al ziek worden. Dat heeft alles te maken met de ‘motiliteit’ ofwel de beweeglijkheid, van de darm en de individuele verschillen daarin. Paarden met een goede darmmotiliteit zullen het zand dat ze opnemen weer redelijk snel uitscheiden. Is die darmmotiliteit wat minder goed geregeld, dan zal zand eerder problemen opleveren. Er wordt gedacht dat er een genetische component meespeelt die dit onderlinge verschil in darmprestaties bepaalt, maar dat is tot nu toe nog niet bewezen. Over het algemeen is lichaamsbeweging goed om de darmmotiliteit te stimuleren. Daarnaast kunnen psyllium, zie kader, en pre- en probiotica worden ingezet om de darmgezondheid een handje te helpen.”

Zwaar op de darm

Om te begrijpen waarom zand voor problemen kan zorgen, is het goed om te weten welke weg de zandkorrels afleggen nadat ze via de mond zijn opgenomen. Daarom neemt Julie ons mee ‘op reis’ met een hapje zand: “Via de mond en tanden komt het zand in de slokdarm en daarna in de maag terecht. De tanden van een paard zijn zeer sterk en kunnen wel wat zand verwerken. De maag kan ook wel wat hebben, hoewel grote hoeveelheden te veel schuring zullen geven. Vervolgens wordt het zand door de dunne darm geloodst. Dit gaat nog vrij makkelijk, gezien de grote hoeveelheid drinkwatervocht die zich in de dunne darm bevindt. Dan komt het zand via de blindedarm in de dikke darm terecht. En daar, in die dikke darm, ontstaan de grootste problemen. Als er te veel zand in de dikke darm komt, zakt een deel daarvan naar de bodem. Bij grote hoeveelheden kan de motiliteit van de darm daar niet tegenop. Er ontstaat een zware zandophoping, die als een ‘plakkaat’ op de bodem van de darm ligt. Het gevolg hiervan is een uitzakking van de darmwand; het zand ligt letterlijk ‘zwaar op de darm’.”

Neerwaartse spiraal

Op het moment dat dit gebeurt, kom je in een soort neerwaartse spiraal terecht: “Normaalgesproken zitten er plooiingen in de darmwand van de dikke darm, die op deze locatie voor de motiliteit zorgen. Wanneer er een plakkaat van zand op de bodem van de dikke darm ligt, zakt de darm uit. De plooiingen gaan verloren en het voedsel kan dus niet meer goed worden ‘doorgemasseerd’ naar het rectum. Daarnaast tasten grote hoeveelheden zand al snel de broze, fragiele binnenbekleding van de darm aan, met in veel gevallen een lokale ontsteking aan de darmwand tot gevolg. Deze ontsteking kan er ook mede voor zorgen dat de darm overstuur raakt.” Dus: hoe meer zand er in de dikke darm komt, hoe minder goed deze z’n werk zal kunnen doen om het zand er met behulp van motiliteit weer uit te krijgen.

Zandkoliek

En zo komen we aan bij het hoofdstuk ‘zandkoliek’: “Er zijn verschillende redenen waarom zand voor koliek kan zorgen”, vertelt Julie. “Het is niet zo ‘straightforward’ als mensen vaak denken. Maar al te vaak worden alle zandgerelateerde problemen onder de noemer ‘zandkoliek’ geschaard, maar het ligt iets complexer dan dat. Enerzijds is er die zware zandophoping die de darm naar beneden trekt. De dikke darm hangt in een soort ophangnet, aan banden in de buik. Als dat naar beneden wordt getrokken, komt er meer spanning op de ophangbanden te staan, en dat doet zeer. Anderzijds is er de ontsteking van de darmwand die koliek kan veroorzaken, doordat de permeabiliteit ofwel de doorlaatbaarheid van de darm toe kan nemen, waardoor er gifstoffen in het bloed van het paard terecht kunnen komen. En op het moment dat de zandophoping en/of een darmontsteking een verminderde motiliteit geeft, zal de ontlasting langer in de dikke darm blijven, waardoor de bacteriën in de ontlasting meer gas zullen gaan produceren. Op die manier kan zand ook leiden tot gaskoliek. In heel ernstige situaties neemt de zandophoping dusdanig in volume toe, dat er geen normale passage van de mest meer mogelijk is, wat leidt tot levensbedreigende verstoppingskoliek.”

Scala aan problemen

Maar koliek is niet de enige complicatie die kan optreden bij een overdaad aan zand in de darmen. Andere complicaties kunnen voorbodes zijn van een koliekaanval, maar kunnen ook op zichzelf staan. “Doordat de darm door een teveel aan zand ontstoken raakt, wordt de opname van voedingsstoffen beperkt, waardoor het paard kan vermageren. Maar het paard kan ook sneller mestwater of diarree ontwikkelen, doordat een ontstoken dikke darm het vocht niet meer goed kan absorberen. En dan zijn er nog de wat complexere zaken, waarvan het lastiger is om aan te tonen dat ze gecorreleerd zijn aan zand. Zo zijn er paarden die gestrekt gaan staan om zo de druk van de darmen af te halen. Of paarden die enkel en alleen gevoelig zijn aan de buik. Dat wordt vaak in verband gebracht met maagzweren, maar kan ook het gevolg zijn van zand in de darmen. Ook rijtechnische problemen, zoals niet willen springen of galopperen en minder voorwaarts of enthousiast zijn, zijn in het verleden al eens gelinkt aan een hele buik vol zand, zonder dat het paard daar aan de buitenkant andere klachten van had. Dus het scala aan problemen is veel breder dan mensen vaak denken.”

Handschoenmethode

Maar wat is nu ‘te veel’ zand en hoe weet je of je paard een teveel aan zand in zijn darmen heeft? “Zoals gezegd, is het niet meteen een probleem als het paard wat zand opneemt. Paarden hebben een enorme capaciteit in de darm; hun dikke darm is, in vergelijking met andere diersoorten, erg groot. Er is dus een soort ‘buffer’; er kan zich heel veel zand opstapelen voordat dit echt tot problemen leidt. Ook regeneratie van de darmwand is mogelijk. In paarden die sterven aan zandkoliek wordt tussen de 20 en 60 liter zand gevonden. Op een totale darminhoud van 120 liter voor een gemiddeld groot paard, is dit een zeer grote hoeveelheid. Maar er is niet zomaar één cijfer te geven, omdat het per paard verschillend is wat hij aankan. Een veelgebruikte manier om inzicht te krijgen in de hoeveelheid zand die een paard in zijn darmen heeft, is de ‘handschoenmethode’. Bij deze methode doe je een handje mestballen samen met wat water in een plastic handschoen en hang je deze op. Het in de mest aanwezige zand zal in de vingertoppen naar beneden zakken. Deze simpele methode zegt zeker wel íéts, maar lang niet alles.”

Haken en ogen

Julie is nogal kritisch als het op de handschoenmethode aankomt. Ten eerste omdat een goede uitvoer ervan behoorlijk bewerkelijk is: “Zand wordt erg intermitterend – met tussenpozen – uitgescheiden, dus je moet het een paar dagen achter elkaar doen. Dan moet je iedere keer precies dezelfde hoeveelheid mest nemen en dit goed met elkaar vergelijken. Daarbij is het natuurlijk ook belangrijk dat de mestbal niet in aanraking is geweest met zand van de bodem.” Maar dat zijn niet de voornaamste haken en ogen van ‘de handschoen’. Het voornaamste bezwaar heeft te maken met de motiliteit van de darm, en hoe die bij het ene paard beter is dan bij het andere paard: “Het zand dat je in de vingertoppen van de handschoen vindt, kan gewoon de natuurlijke uitscheiding zijn: het zand dat het paard opneemt en ook meteen weer uitscheidt. Dat is alleen maar goed. Aan de andere kant kan geen of weinig zand in de vingertoppen juist een teken zijn dat de darmmotiliteit zijn werk niet goed doet; soms vind je niks en ligt er een heel plakkaat zand in de dikke darm. Dan is de dikke darm dusdanig uitgezakt dat het zand niet meer meekomt en de mest over dat zand heen gaat.”

De essentie is preventie

Hoe kun je dan inzicht krijgen in de hoeveelheid zand die je paard in de darmen heeft? “De enige betrouwbare manier is een röntgenfoto. Twee keer per jaar een röntgenfoto, als monitoring of als opvolging na koliek, geeft het beste beeld. Het enige ‘nadeel’ aan deze techniek is dat je een hele sterke machine nodig hebt om door de buikwand heen te dringen. Het kan dan ook alleen in de kliniek en niet aan huis met een mobiel röntgenapparaat. “Maar”, zo besluit Julie, “de essentie ligt natuurlijk op preventie. Dus het ‘stofzuigen’ beperken door paddocks grasvrij te houden, en uitkijken met kort gras, vooral bij natte omstandigheden. Zorg er daarnaast voor dat er zo min mogelijk geknoeid kan worden met ruwvoer. En probeer rubber of betegeling aan te brengen rond de voerplek, zodat áls er al geknoeid wordt, het niet op het zand valt. Als je een paard hebt dat bewust gaten graaft en likt van het zand, kun je een graasmasker opzetten. Maar nog beter is het natuurlijk om te proberen het ‘zandhappen’ te voorkomen door het paard zo veel mogelijk afleiding en ruwvoer te bieden en te zorgen voor een goed bereikbare mineralensteen of -emmer.” P

In de kliniek

Als een paard met zandkoliek in de kliniek komt, wordt er uiteraard alles aan gedaan om hem weer op de been te krijgen. Julie vertelt hoe dat in z’n werk gaat: “Na het stabiliseren van de patiënt en het stellen van de diagnose, zal een passende behandeling worden ingezet. In het geval van zandkoliek zijn er twee mogelijkheden: opereren of ‘conservatief’ behandelen. Wanneer een operatie de enige optie is, zal het zand manueel uit de darm gespoeld worden. Maar een operatie aan een reeds verzwakte darm brengt de nodige risico’s met zich mee. In de meeste gevallen gaat de voorkeur dan ook uit naar de conservatieve behandeling: dagelijks sonderen met psylliumzaadjes in een hoge dosering, in combinatie met magnesiumsulfaten. Magnesiumsulfaten zijn (bitter)zouten die veel water naar de darm toe trekken en laxerend werken, en daarnaast een soort wervelstorm in de darm op gang brengen. Hierdoor wordt het zand ‘opgewaaid’ en als slappe ontlasting uitgescheiden. En dat in combinatie met gereguleerd voeren, veel water en eventueel ontstekingsremmers. Alles om te zorgen dat de darmen schoon worden en de darmmotitiliteit weer op gang komt. Gelukkig lukt het nagenoeg altijd om het zand eruit te krijgen. Als er geen complicaties optreden, is de prognose dan ook goed en kan de dikke darm vaak weer snel ‘de oude’ worden.”

Afbeelding
Afbeelding
horse searching for food on the sand
Afbeelding
Op deze röntgenfoto is de dikke darm gevuld met een grote hoeveelheid zand.
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
De conservatieve behandeling bestaat uit het dagelijks sonderen van magnesiumsulfaat en psyllium in de maag.
Tijdens een koliekoperatie wordt de dikke darm geopend om zo het zand eruit te spoelen.