Opening groter (Large)
Opening groter (Large)

Voertest

Nieuws

Wat eet jouw paard? Hoe zorg je ervoor dat hij de juiste voeding krijgt? En wat weet jij eigenlijk van paardenvoer? Doe de Bit-voertest.



1. Op veel plaatsen staan bomen naast de paardenwei. Ze geven schaduw aan de paarden. Welke boom kun je prima naast je weiland planten zonder dat het paard daardoor gevaar op vergiftiging loopt?


A: Eik
B: Beuk
C: Berk

2. Het verteringsstelsel van een paard bestaat uit maag, dunne darm en dikke darm (in genoemde volgorde). Paardenbrok bestaat uit zetmeel, suikers en eiwitten. Deze worden voornamelijk in de dunne darm afgebroken. Het ruwvoer wordt vooral afgebroken in de dikke darm. Welke volgorde van voeren is het mest efficiënt voor een pard?


A: Eerst het ruwvoer en dan het krachtvoer
B: Eerst het krachtvoer en dan het ruwvoer
C: De volgorde van voeren maakt niet uit

3. Wat betekent de aanwezigheid van grote hoeveelheden witte klaver, paardenbloem en grote weegbree voor de wei?


A: De bodem is nat en de grassen kunnen niet overleven
B: De zode is dichtgetrapt en het gras is heel kort afgegraasd
C: Er zijn veel kale plaatsen in het weiland

4. Hoeveel kilogram vers gras kan een pony in een uur opeten? Een pony kan 500 gram drogestof per uur verwerken. Droge stof is het gewicht van het product nadat al het water eruit gehaald is.


A: Een halve kilo
B: Ongeveer drie kilo
C: Meer dan vijf kilo

5. Kauwen is belangrijk voor je paard, want hierdoor komt speeksel vrij dat de maagzuren neutraliseert. Welke voersoort vraagt per kilogram het grootste aantal kauwbewegingen?


A: Muesli
B: Brokken
C: Geen verschil

6. Past een paard zijn eetpatroon aan zodra energiebehoefte, bijvoorbeeld door dracht, verandert?


A: Nee, een paard past het eetpatroon niet aan
B: Ja, het paard graast langer
C: Ja, het paard eet sneller

7. Stel, je hebt een paard dat erg mager is en je wilt dat hij weer sneller in conditie komt. Je hebt gehoord dat je paarden ook granen en zaden kunt voeren. Een van die zaden is echt een dikmaker. Om welk product gaat het?


A: Gerst
B: Tarwe
C: Maïs

8. De voeding van een paard moet worden afgestemd op de prestatie. Maar let op, als je een paard een uur voor de wedstrijd krachtvoer voert, dan kan het tijdens de wedstrijd een dipje krijgen en dan heb je juist een flegmatiek paard in plaats van een alert en gretig paard. Waar ligt dat aan?


A: De suiker die uit het krachtvoer wordt opgenomen, geeft een verhoogde suikerspiegel in het bloed, ongeveer een tot twee uur na de eetbeurt. Dit geeft een druk paard. Als het lichaam vervolgens, als reactie op de voeding, extra insuline produceert die de suiker uit het bloed moet halen, geeft dat een wat traag paard. Pas na een uur of drie is de balans weer terug
B: Je paard heeft een volle buik en kan daardoor zijn werk niet goed doen
C: Je paard is trager, omdat het lichaam zich richt op de vertering van voedsel. Er is dan niet genoeg bloed om de spieren van zuurstof te voorzien. Daarom treedt er snel verzuring op en je paard kan dus niet goed presteren.

9. Naast de energiebehoefte van paarden spelen ook vitaminen en mineralen een curciale rol in het paardenlichaam. Bijvoorbeeld vitamine D, dat nodig is voor het opnemen en reguleren van calcium en fosfor. Zeker voor veulens, die in de groei zijn, is dit een belangrijke vitamine. Als eigenaar kun je daarom:


A: Een extra vitaminespuit geven
B: Je paard veel buiten laten lopen
C: Je paard een liksteen geven

10. Een snelgroeiend veulen heeft gezwollen gewrichten. Kan een van de mogelijke oorzaken liggen in de voeding?


A: Ja, een beperking van de energiebehoefte kan een goed resultaat geven, waarbij wel gelet moet worden op de mineralenbehoefte
B: Nee, overvulde gewrichten worden alleen veroorzaakt door medische aandoeningen
C: Beide antwoorden zijn mogelijk, nader onderzoek moet uitwijzen wat de werkelijke oorzaak is

11. Paarden die duurwerk moeten doen, zoals bijvoorbeeld manegepaarden die soms wel drie uur per dag lopen, moeten energie beschikbaar hebben die langzaam vrijkomt. Het rantsoen kan daarom bestaan uit:


A: Zestig tot zeventig procent ruwvoer en dertig tot veertig procent krachtvoer
B: Tachtig procent ruwvoer en twintig procent krachtvoer
C: Honderd procent ruwvoer

12. Sommige paarden graven graag gaten in hun weide en likken dan aan de bodem. Wijst dit op een voedingsbehoefte?


A: Nee, het komt door verveling
B: Ja, een mineralenbehoefte
C: Beide oorzaken zijn mogelijk

13. Als een paard te dik is, dan zet je hem gewoon per direct op de helft van het rantsoen. Waar of niet waar?


A: Niet waar, afvallen is een combinatie van krachtvoermindering en beweging
B: Waar, elk pondje gaat door het mondje
C: Waar, je kunt er beter vandaag aan beginnen dan morgen

14. Hoe kun je krachtvoer het beste bewaren?


A: In de zak
B: In een ton in de stal
C: In een ton op een koele locatie

15. Paarden in de vrije natuur besteden veel tijd aan grazen en verplaatsen zich daarbij voortdurend. Welke stelling is juist?


A: De paarden besteden wel zestig procent van hun tijd aan eten, maar verplaatsen zich daarbij slecht een paar honderd meter per eetbeurt
B: Zestig procent van hun tijd? Veel te lang! Waarschijnlijk zijn ze na een paar uurtjes voldaan
C: Paarden in het wild besteden zestig procent van hun tijd aan grazen en leggen daarbij soms wel dertig kilometer af

[panel]

Antwoorden


1 Antwoord: C. De berk is een boom waar het paard zonder problemen aan kan knagen. De bladeren zijn ook niet giftig. Bij de eik zijn de onrijpe eikels wel giftig. Opname van de groene eikels kan het bloed en het eiwit laten samenklonteren en de paarden worden suf, krijgen een slechte eetlust, kunnen last krijgen van verstopping en hebben een donkere urine. Ook de nootjes van de beuk zijn giftig voor het paard. Ze beschimmelen snel en kunnen koliek veroorzaken. Een wankele achterhand en trillen zijn verschijnselen van een beukennootvergiftiging.

2 Antwoord: A. Het krachtvoer wordt in het begin van het verteringsstelsel afgebroken. Als je eerst krachtvoer zou geven en daarna een grote portie ruwvoer, dan wordt het krachtvoer heel snel doorgeduwd naar de dikke darm. Op die manier wordt het krachtvoer te snel door de maag en dunne darm geduwd en kunnen niet alle voedingsstoffen eruit gehaald worden.

3 Antwoord: B. De zode is, meestal door een hoge beweidingintensiteit, verdicht geraakt en de planten die dan wel kunnen over - leven zijn witte klaver, paardenbloem en grote weegbree. Het gras kan geen concurrentie aangaan, omdat heel kort is afgegraasd. De drie genoemde planten zijn indicatorsoorten, deze geven een beeld van de gesteldheid van de bodem.

4 Antwoord: B. In voedertabellen is te lezen dat een kilogram gras 161 tot 177 gram droge stof bevat. Een pony eet 500: 161 = 3,1 kilogram vers gras tot 500: 177 = 2,8 kilogram vers gras. De precieze hoeveelheid is dus afhankelijk van het drogestofgehalte van het gras.

5 Antwoord: A. Onderzoek heeft uitgewezen dat een paard per kilogram brokken 600 kauwbewegingen maakt en per kilogram muesli 900 kauwbewegingen. Let op: paarden kunnen slechts langzaam het aantal kauwbewegingen aanpassen. Ze hebben minimaal twee weken nodig om dit aan te passen, dus zorg voor een geleidelijke overgang in het dieet.

6 Antwoord: C. Onderzoekers uit Ierland constateerden dat paarden alleen hun eetsnelheid aanpassen. Deze snelheid kan wel tot 46% toenemen. Een toename van bijten is ook waargenomen als paarden grover gras krijgen aangeboden.

7 Antwoord: C. Maïs bestaat voor zeventig procent uit zetmeel en kan, mits het geplet of gepoft is, goed verteerd worden door het paard. Maïs kan een mager paard snel in conditie brengen. Let op: hele korrels zijn door het paard moeilijk te verteren en kunnen zich ophopen in de dikke darm en daarmee koliek of hoefbevangenheid veroorzaken. Tarwe bevat ook veel zetmeel, maar weinig vezels. Gerst heeft een hoge energiewaarde en is relatief langzaam verteerbaar. Het geeft paarden wat meer energie.

8 Antwoord: A. Het advies is om de laatste drie uur voor de wedstrijd geen krachtvoer te geven. Ruwvoer kan nog tot 1 à 2 uur voor de wedstrijd, maar dan in beperkte mate.

9 Antwoord: B. Vitamine D wordt door de huid aangemaakt onder invloed van uv-licht. Het zit ook in zongedroogd groenvoer, bijvoorbeeld hooi. Zet je paard dus voldoende buiten en geef het voldoende ruwvoer.

10 Antwoord: C. Als een veulen te veel energie binnenkrijgt, dan kan dit zichtbaar zijn in overvulde gewrichten. Een herberekening van het rantsoen is dan belangrijk. Maak ook een afspraak met de dierenarts, want volle gewrichten kunnen ook een medische oorzaak hebben.

11 Antwoord: A. Een paard dat recreatief wordt gehouden, kan uit goede kwaliteit ruwvoer voldoende energie halen en heeft geen krachtvoer nodig als er voldoende elementen en vitamines in het ruwvoer zitten. Paarden die middelmatig bereden worden qua tijdsduur (1 tot 1,5 uur) en tot mediumniveau in de sport, kunnen volstaan met tachtig procent ruwvoer en twintig procent krachtvoer. Duurwerk en sporten op hoog niveau geven een grotere energiebehoefte (antwoord A).

12 Antwoord: C. Een paard heeft van nature beweging nodig en als het die niet krijgt, zal het manieren zoeken om zelf te bewegen. Graven is dan een optie. Maar ook een behoefte aan mineralen als koper, zink, calcium en natrium kan leiden tot graven en likken aan de grond.

13 Antwoord: A. Laat een paard geleidelijk afvallen. Mindering van het rantsoen en extra beweging zijn de mogelijkheden die je hebt. Als het paard te snel afvalt, dan kan te veel vet in het bloed komen en leiden tot een leverbeschadiging. Mindering van krachtvoer kan met een halve kilogram per dag per vijf dagen. Dus niet ineens flink minderen. En denk er bij het minderen aan dat een paard extra ruwvoer nodig heeft.

14 Antwoord: C. Je kunt je voer het beste bewaren op een koele, donkere plaats, die goed is afgesloten tegen ongedierte. Zet voer nooit in de volle zon. Je kunt de ton in de stal bewaren, als de stal tenminste koel blijft. Antwoord B is dus ook ten dele waar.

15 Antwoord: C. Paarden in het wild hebben een dagbesteding waarbij zestig procent van de tijd wordt gebruikt om te grazen. De rest van de dag wordt gevuld met staan (twintig procent van de dag), liggen (tien procent van de dag) en andere activiteiten, zoals spelen en sociale contacten (tien procent van de dag). Stalpaarden hebben een heel andere verdeling van hun dag, zoals uit onderzoek blijkt. Eten neemt maar vijftien procent van de tijd in beslag. De meeste tijd, wel zeventig procent wordt besteed aan staan en dan blijft er nog tien procent over voor liggen en vijf procent voor andere activiteiten.

Hoe goed is jouw voerkennis?


0 – 5 vragen goed: jouw voerkennis laat nog te wensen over. Ga eens flink op zoek naar informatie over paardenvoeding. Een aantal tips: het boek ‘Paard en voer’ van Andrea Ellis en de websites van voerleveranciers die ook altijd een lijst met veelgestelde vragen hebben. Overigens zijn deze websites wel erg gericht op hun eigen producten, maar desalniettemin staat er veel informatie op.
5 – 10 vragen goed: het is redelijk gesteld met jouw kennis over paardenvoeding. Je kunt de puntjes nog op de i zetten, maar bent al wel een heel eind op weg.
>10 vragen goed: het zit wel goed met jouw kennis over paardenvoeding. Je weet veel over alle aspecten van de voeding en van de verschillende type paarden en belastingen.[/panel]
bit_voerquiz5 (Large)
bit_voerquiz1 (Large)
bit_voerquiz3 (Large)
bit_voerquiz4 (Large)