correcte oprichting (Large)
correcte oprichting (Large)

Verantwoorde LDR-training deel 2

Nieuws

Het artikel in Bit 202 over verantwoord laag diep en rond trainen verdient een vervolg, vindt paardenfysiotherapeut Gisella Bartels. Als ruiters een goed beeld hebben bij wat er in het lichaam van hun paard gebeurt in een bepaalde houding, kunnen ze beter afwegen of ze dat willen vragen. Dwang is daarbij veel schadelijker dan de houding op zich, is haar mening.


Dressuur is niet zo simpel dat je aan de hand van de plek van de neus kunt bepalen of een paard zijn lichaam goed gebruikt.” Paardenfysiotherapeut Gisella Bartels valt meteen met de deur in huis. De hele discussie over op of achter de loodlijn snijdt in haar ogen weinig hout. “De loodlijn is een plek die is bedacht als zijnde iets goeds, iets dat je eenvoudig kunt zien. Maar het hangt van zoveel meer factoren af of het ook echt goed is. De bouw van een paard speelt bijvoorbeeld mee. Heeft hij een stugge, dikke, korte hals of een lange, flexibele? Loopt hij in een houding met een licht contact of wordt hij er met veel dwang in vastgehouden? In dat laatste geval is de neus misschien wel op de loodlijn, maar is het rijkunstig allerminst correct en voor het paard zeker niet gezond.”

[caption id=”attachment_26884” align=”aligncenter” width=”620”] Als een paard zijn hoofd laat zakken komen diverse spieren en ligamenten, die boven de wervels liggen in de hals en rug, op rek en wordt de rug omhoog gebracht. Dit passieve systeem, dat het paard geen energie kost, kan gebruikt worden om een jong paard de ruiter verantwoord te laten dragen. Het actieve systeem waarbij de buikspieren worden gebruikt kan middels jarenlange training versterkt worden.[/caption]

Goed lichaamsgebruik voor dressuur houdt in dat een paard zijn onderlijn aanspant en de bovenlijn overal evenredig op lengte brengt. Doordat de achterbenen worden gestimuleerd om verder naar voren te treden, buigen de gewrichten in de achterhand meer en zakt deze. Logisch gevolg is dat daardoor de voorhand omhoog gaat. Dat is de theorie. Maar nu de praktijk. “Veel ruiters trekken de voorkant omhoog. Dat heeft niets met horizontaal evenwicht of verzameling te maken. Als daarbij de neus naar de loodlijn wordt geforceerd, maakt de hals vooraan een knikje, waardoor daar meer spanning tussen de halswervels ontstaat dan in de rest van de hals. Je ziet het terug in de bespiering, in de vorm van een dikke bobbel in het eerste deel en totaal geen spieraanspanning dichter bij de schoft”, vertelt Gisella.

[caption id=”attachment_26886” align=”aligncenter” width=”620”] De groene en de rode spier in de hals zijn samen met een aantal dieper gelegen structuren verantwoordelijk voor het dragen van de hals. Bij goed gebruik komen deze spieren, die doorlopen tot en met de rug, op lengte en dragen ze de hals. De witte en de gele spier aan de onderzijde horen niet gespannen te zijn, welke dressuurhouding ook gevraagd wordt.[/caption]

Buikspieren


De fysiotherapeut vindt dat niet alleen naar de hals moet worden gekeken. “Bij mensen rust het gewicht van het lichaam op het bekken. Bij een paard hangt het tussen vier benen. De romp wordt gedragen door banden en spie ren in de hals en de schoft van een paard. Daarnaast lopen er spieren over de rug via het bekken. Doordat een paard in de natuur vele uren per dag met zijn hoofd aan de grond staat om te grazen, wordt de romp door deze structuren automatisch omhoog getrokken. Het kost het paard op die manier geen energie om al zijn ingewanden te dragen. Dit is een passief systeem. Als hij zijn buikspieren aanspant, draagt hij zijn romp actief. Bij een rijpaard moet je die spieren trainen als je een paard zonder schade voor zijn lichaam wilt berijden. De rug is er namelijk helemaal niet op gebouwd om ons ook te dragen. Een paard in de sportschool op een matje leggen voor sit-ups is geen optie. De buikspieren spannen aan als het achterbeen naar voren gaat. Dus moet je dat stimuleren. Buikspieren sterk maken vergt echter tijd. Bovendien moet een paard eerst snappen dat hij die moet aanspannen en de gewrichten in de achterhand moet buigen. Voordat het kwartje echt is gevallen, ben je een paar jaar verder. Combineer dat met het feit dat paarden pas op hun achtste zijn uitgegroeid en je kunt begrijpen dat de wedstrijden voor jonge paarden, waarbij ze met hun voorbenen langs hun oren lopen, eigenlijk schadelijk zijn voor hun lichaam. Ook al lijken de paarden het aan te bieden, ze zijn er meestal niet aan toe. Er wordt trots gemeld welke toppers uit die competities voortkomen, maar er wordt niet gekeken naar hoeveel er zijn uitgevallen door ernstige blessures.”

[caption id=”attachment_26887” align=”aligncenter” width=”620”] Een langdurig gedwongen houding, zoals hier in scène is gezet, heeft geen enkel positief effect op de kracht, lenig­ heid en bespiering, die een dressuurpaard nodig heeft.[/caption]

Snelle reactie


De ruiter heeft een aantal mogelijkheden om het lichaamsgebruik van een paard te beïnvloeden, namelijk beenhulpen, handen en zit. Als je been geeft, wil je dat de achterbenen verder naar voren gaan. “Dat moet een paard wel eerst leren, want dat doet hij van nature meestal niet. Als een paard niet vlug reageert op een beenhulp, gaat hij bijna altijd stuwen. De hak wordt naar achteren opgetrokken, de rug wordt hol en het hoofd gaat omhoog. De buikspieren worden dan niet aangetrokken. Een snelle reactie is dus gewenst.”

De handen hebben contact met het bit. Daarmee ‘bedien’ je het hoofd. Niemand wil met geweld een houding afdwingen. “Maar als je alleen al de impuls, die je van achter uit erin hebt gereden, begrenst knikken sommige paarden eerst even door de eerste twee à drie halswervels. Ze laten niet meteen hun hele hals zakken. Dat je dat bedoelt moeten ze eerst leren. Als je die knik niet wilt en dus de teugels loslaat op dat moment, bereik je niet dat het paard ook het tweede deel van die spieren en banden rekt. Je moet ergens beginnen. Het is echt geen probleem als je paard even kort achter de loodlijn loopt, tot hij snapt dat hij zijn hele hals moet laten zakken. Doet hij dat, dan moet je je hand natuurlijk wel ontspannen. Het streven is om tussen alle wervels evenveel ruimte en buiging te krijgen. Je kunt het als ruiter zien. Je wilt dat alle spieren tot aan het schouderblad opbollen. Het kan dan nog zijn dat niet alle zeven wervels evenveel buigen, maar het is wel een teken dat de spieren van de hals tot de borstwervels en de ribben op lengte komen, waarbij ook ontspanning in de rug wordt gecreëerd.”

[caption id=”attachment_26888” align=”aligncenter” width=”620”] Het paard loopt achter de loodlijn, maar laat een heel goed gebruik van zijn lichaam zien. De bovenste halsspieren (groen en rood) en de rug (geel) komen op lengte, de spieren aan de onderzijde van de hals (wit en geel) zijn ont­ spannen, de buikspieren (wit en roze) spannen aan en het achterbeen treedt actief onder.[/caption]

Onderhals


In de onderhals zit een spier die van de kaak naar het borstbeen loopt. De zwaartekracht helpt deze om de hals naar beneden te brengen. Daarnaast is zijn functie het openen van de kaak. Spanning op deze plek betekent dat de hals naar boven wordt gedrukt en de mond open gaat. Twee dingen die je als ruiter niet wilt. Gisella: “Stel dat ik jouw hoofd vastpak. Je weet dat ik eraan ga schudden. Dan span je ter bescherming al je spieren aan. Dat is wat er bij een paard met deze onderhalsspier gebeurt. Hij zet deze vast uit bescherming als hij dwang verwacht. Ook dat kun je als ruiter zien, bijvoorbeeld in een spiegel. Op concours zie ik helaas vaak paarden die bovenin lopen, met veel spanning in het voorste gedeelte van de hals en een strakke onderhalsspier. Doordat ruiters de paarden stevig vasthouden, lopen de dieren net wel met dat knikje op de loodlijn en scoren ze toch punten. Terwijl het eigenlijk niet in orde is. Juryleden, instructeurs en de ruiters zelf zouden dit veel beter moeten herkennen als niet wenselijk lichaamsgebruik.”

[caption id=”attachment_26889” align=”aligncenter” width=”620”] Een correct oprichting van de hals kenmerkt zich door ontspannen onderste halsspieren, gecombineerd met bovenste halsspieren die licht op lengte zijn en toch zelf de hals dragen. Op deze foto in stap is duidelijk te zien aan de lichte verbinding met de mond dat de hals door het paard zelf gedragen wordt.[/caption]

Meer controle


Eventjes laag, diep en rond hoeft volgens Gisella dus niet schadelijk te zijn. Maar er zijn wel kanttekeningen te plaatsen als die houding constant wordt gebruikt. Datzelfde geldt trouwens ook voor langdurig bovenin rijden met de neus op of voor de loodlijn. Variatie in houding, liefst om de paar minuten, is belangrijk voor de gezondheid. Ruiters die volgens het LDR-systeem rijden, geven aan dat ze dat doen voor de gymnastisering. Gisella denkt echter dat het meer om gehoorzaamheid draait. “LDR wordt vooral bij hete paarden toegepast. Het is bewezen dat ze daardoor beter te controleren zijn. Een dressuurpaard krijg je echt lenig genoeg zonder dat hij met zijn kin op zijn borst loopt. Het kan zijn dat je hem aan de voorkant moet begrenzen en dat hij daarbij even achter de loodlijn komt. Of misschien zelfs wel behoorlijk achter de loodlijn voordat hij echt ontspant. Maar op het moment dat hij ontspant, heeft het wat mij betreft geen functie meer om hem met zijn kin op de borst te houden. Dan mag die neus best weer iets verder naar voren. Een paard moet leren dat hij zijn buikspieren blijft aanspannen als jij de druk loslaat. Dat is een kwestie van herhaling, niet van houding. Afwisseling tussen verschillende houdingen is de beste gymnastisering.”

Ontspanning is volgens Gisella het kernbegrip waar het meer om zou moeten gaan. “Als een paard zich ontspant, komen spieren in de hals en rug op lengte. Laat hij zijn bovenlijn los, dan kan hij makkelijker de onderlijn aanspannen. Houdt de ruiter vast, dan wil het paard daar tegenin en spant hij juist de bovenlijn en de onderhals in plaats van de onderlijn. Een paard krijgt alleen maar zo’n mooie, ronde bovenlijn als hij zelf zijn hoofd en hals draagt. Als jij dat steeds voor hem doet, ontwikkelen spieren zich nooit op die manier.”

[caption id=”attachment_26890” align=”alignleft” width=”321”] Gisella Bartels werkt fulltime als paardenfysio­ therapeut en is daarnaast actief in de dressuursport.[/caption]

Sterrekijker


Dat de ‘sterrekijkershouding’ – met het hoofd omhoog – niet gezond is voor een paard, zal iedereen duidelijk zijn. “De doornuitsteeksels die bovenaan de borstwervels zitten, komen dan met de punten te dicht bij elkaar. Als er ook nog een ruiter op zit, wordt de rug hol, waardoor de structuren daar constant worden overbelast. Trek je in die houding de neus op de loodlijn, dan krijg je ook nog eens extreem veel rek in het voorste stukje hals. Er is geen enkele situatie te bedenken waarin dit gunstig is. Zelfs al leer je een paard deze houding aan, zonder dat je druk op de teugels hoeft te houden, dan nog is het schadelijk. De rug kan zo niet ongestraft ruitergewicht dragen. Het zit voor de ruiter trouwens niet fijn, zo’n strakke rug. Een goede galop is zo ook niet mogelijk, daarvoor moet de rug juist bol kunnen worden.”

Voorwaarts-neerwaarts beantwoordt het meest aan de natuurlijke houding en is in dat opzicht het minst schadelijk voor een paard. Je krijgt rek op de bovenlijn en als je de achterbenen actief naar voren rijdt, stimuleer je het aanspannen van de buikspieren. Prima dus? “Het nadeel kan zijn dat er te veel gewicht naar de voorhand gaat, als een paard meer stuwt dan draagt. Eventjes is dat niet erg, maar uiteindelijk wil je toch dat het evenwicht over de voor- en achterhand wordt verdeeld. En ja, dan ga je wat doen met de teugels, waardoor de kans be staat dat een paard even achter de loodlijn komt. Wat dus niet erg is. Als het paard zijn bovenlijn maar ontspant en zijn onderlijn aanspant.”

[row][eight]

[panel]

‘Niet houding zelf veroordelen’


Professor dr. René van Weeren, betrokken bij het halshoudingenonderzoek van de Universiteit van Utrecht, is het helemaal eens met Gisella Bartels. “Een veelheid aan factoren bepaalt of iets wel of niet goed is voor een paard. En dat hangt dan ook nog af van het paard en de kunde van de ruiter. Het is inderdaad niet de houding zelf die te veroordelen is, wél eventueel de manier waarop deze wordt bereikt. Dat is overigens ook de basis voor het huidige FEI-beleid.”

Het biomechanische onderzoek ondersteunt volgens Van Weeren de mening van Gisella. “Daaruit bleek inderdaad dat de ‘sterrekijkershouding’ een slechte houding was en de voorwaarts-neerwaarts houding één van de beste. Overigens komt het biomechanische effect van LDR-houding naar de knie veel dichter bij het effect van voorwaarts-neerwaarts of van de natuurlijke halshouding, dan dat van de officiële dressuurhouding of LDR naar de borst. Hoewel ik het eens ben met de opmerking dat de LDR-houding vaak toegepast wordt om hete paarden meer onder controle te krijgen, heeft het wel een gymnastiserend effect.”

Het pleidooi voor afwisseling van houdingen, wordt door Van Weeren ondersteund. “En ik ben het volledig eens met haar hartenkreet dat we moeten ophouden om in systemen te denken. Echt meesterschap is niet het slaafs volgen van ‘door de eeuwen heen bewezen methoden’, maar een combinatie van oude en nieuwe methoden en eigen ervaring, toegesneden op het individuele paard. Dat is niet aan velen gegeven, maar we zullen moeten accepteren dat niet elke schilder Rembrandt heet. Het is makkelijker om in zwart-wit te denken, maar de realiteit heeft zelden één van die twee kleuren. Om met Albert Einstein te spreken: ‘It is good to make complicated things as simple as possible... but not simpler!’”

[/panel]

[/eight][four]

Veel variatie


Als je een paard rond wilt rijden in de bovenlijn, moet zowel zijn hals als zijn rug meedoen. Voor het ene paard is het nuttig dat hij daarbij achter de loodlijn gaat, bij het andere niet. “Als je de hele hals tot aan het schouderblad ziet opbollen en de onderhals is ontspannen, dan ben je goed bezig. LDR naar kniehoogte hoeft niet slecht te zijn. Mits er geen dwang wordt gebruikt en niet te lang te veel rek op die eerste halswervels komt. Met LDR naar de borst loop je wat dat betreft iets meer risico. En daarmee bereik je doorgaans de spieren van de rug niet. Er zit een grens aan de maximale rek van de bovenlijn. Als je die allemaal aan de voorkant gebruikt, kan het paard niet ook nog eens achter zijn bekken kantelen. Dus als je hem achter meer wilt laten zakken, moet je hem voor iets hoger laten komen. Het ene paard is erbij gebaat dat je hem eerst voor iets ronder maakt, bij de ander moet je achter beginnen.”

[/four][/row]

Gisella vindt het jammer dat er tegenwoordig in systemen wordt gedacht. “Iemand rijdt LDR of klassiek. Maar het is toch beter om per paard te bekijken wat geschikt is? De één stel je wat hoger in, de ander wat lager, een derde wat ronder en de volgende met de neus juist wat meer naar voren. Als een paard erg voorover is gebouwd kun je wel voorwaarts-neerwaarts willen rijden, maar daar komt hij waarschijnlijk te veel van op de voorhand. Niet alleen de ruiter moet weten hoe een paard in elkaar zit, vooral de instructeur hoort dat te weten. En die kennis gebruik je in de training. LDR kan verkeerd worden uitgevoerd en dan pijn of schade veroorzaken bij het paard. Datzelfde geldt echter voor de ‘klassieke’ manier van trainen.”

De FEI heeft bepaald dat op het losrijterrein van wedstrijden maximaal tien minuten in de LDR-houding mag worden gereden. “Ik vind dat best lang als een paard met zijn kin op de borst loopt of met dwang wordt gereden. Maar loopt een paard ontspannen in die houding met een lichte verbinding, dan is dat niet schadelijk. Met een doorgeslagen stang is vijf minuten al te lang, in welke houding dan ook.”

Met dank aan amazone Joke Schotel van De Bascule en student fysiotherapeut Annelies Touw. 
opening links hoofd zakken (Large)
oepning rechts spieren (Large)
gedwongen houding (Large)
achter de loodlijn (Large)
correcte oprichting (Large)
portret Gisella (Large) (2)