appuyeren
appuyeren

Lengtebuiging in het appuyement

Nieuws

‘Meer lengtebuiging’. Veel ruiters zuchten diep als ze deze kreet voor de zoveelste keer op het protocol staat bij het onderdeel appuyeren. Anderen proberen het op te lossen door opzij te gaan met overdreven halsbuiging. Maar wat is de correcte buiging voor een appuyement? Internationaal jurylid Eddy de Wolff van Westerrode geeft het antwoord.



In een appuyement beweegt een paard voorwaarts­zijwaarts en is hij gebogen en gesteld in de richting waar hij heen gaat. Een prachtige beschrijving, maar er staat niet bij hoevéél stelling en buiging. Dat wordt dus door veel ruiters, maar ook door juryleden, naar eigen interpretatie ingevuld. “De hoeveelheid lengtebui­ging heeft te maken met de lijn die je rijdt, gecombineerd met de hoeveelheid verzameling.” Dat laatste wil internationaal jurylid Eddy de Wolff van Westerrode graag benadrukken. Appuyeren doen we niet zomaar. “Het is een oefening waarmee je probeert het binnen­ achterbeen meer te laten ondertreden, meer gewicht te laten dra­gen. Het heeft, op de juiste manier uitgevoerd, een verzamelende werking. Hoe minder zijwaarts, hoe minder buiging, hoe minder ver­ zameling.”

In de Z is de lijn die wordt gevraagd nog niet zo steil, namelijk over de hele lengte van de rijbaan verdeeld tien meter opzij. “Daarin is de verzameling ook niet zo groot als in de Grand Prix en dus hoef je niet enorm veel te buigen.” Hoe hoger het niveau, hoe scherper opzij, met de Grand Prix als hoogtepunt. Daarbij moet de hele rij­ baan van de hoek naar de tussenletter worden overbrugd en terug, dus van K naar B en van B naar H.

“Als jury wil ik zien dat een paard evenredig is gebogen door zijn hele lichaam, van oren tot staart. De hals mag dus niet te ver worden gebogen. Dat kan snel gebeuren, omdat dit deel van het lichaam erg flexibel is. Maar wat echt een hoog cijfer oplevert, is behoud van kwaliteit van de gang tijdens de oefening. Soms zie je een paard op een korte zijde geweldig mooi bewegen, met veel afdruk en cadans. Dan wordt het appuyement ingezet en is die draf of de galop ineens weg. Terwijl het paard misschien technisch best een correct appuyement laat zien. Hij kan dan echter de mate van verzameling in combinatie met de buiging nog niet aan. Als je in zo’n geval met iets minder buiging die beweging wel zo mooi kunt houden, is dat beter. Dus meer buiging maakt niet per definitie een beter appuyement, behoud van de kwaliteit van de beweging is essentieel.”

[row][six]

Lichaamsbouw


De Wolff van Westerrode erkent dat de hoeveelheid lengtebuiging zowel voor ruiters als voor juryleden vaak een heikel punt is. “Het­ zelfde geldt eigenlijk ook voor de schouderbinnenwaarts, die de voorbereidende oefening van alle zijgangen is. Als je het van bovenaf zou kunnen bekijken, zie je makkelijk of de hals overdreven gebogen is of niet. Maar ja, daar zit geen juryhokje. Vanaf de C zie je niet alles precies. Daarom zitten er in de hogere proeven meer juryleden op verschillende plaatsen. Als er vaak op je protocol staat dat je te weinig lengtebuiging laat zien, zou ik dat zelf ook meer benadrukken en wat extra stelling vragen. Het kan natuurlijk te maken hebben met de lichaamsbouw van een paard. Heeft die een korte hals, dan kan dat op het oog lijken alsof hij minder is ingebogen. Dat hoeft echter niet zo te zijn en de appuyementen worden misschien wel met perfecte buiging uitgevoerd.”

Het jurylid vergelijkt de optimale buiging met die van de voltes die per niveau worden gevraagd. “Hoe hoger je komt, hoe kleiner de voltes worden. Als je paard niet genoeg kan verzamelen, zwaait hij uit. Dan dragen de achterbenen niet en lopen ze uit het spoor. De­ zelfde mate van verzameling en dus buiging om zo’n kleine volte goed rond te kunnen rijden, heb je nodig in een appuyement.”
Te veel halsbuiging brengt een paard uit balans. Een ander probleem is dat soms de achterhand eerst gaat. “Sommige jury’s zijn erg streng als dat gebeurt. Is dat even een pasje, maar corrigeert de rui­ ter het meteen door de schouders tussen twee teugels mee opzij te nemen en zo de voorhand weer vóór de achterhand te plaatsen, dan vind ik het niet zo erg. Als de rest verder perfect gaat is het welis­ waar geen tien, maar zeker geen vier. Het wordt natuurlijk een ander verhaal als de achterhand het hele stuk voor blijft.”

[/six][six]

[panel]

Tips voor het verbeteren van de lengtebuiging


Niet appuyeren. “Het heeft geen zin om de oefening steeds weer te oefenen. Een paard moet plezier in zijn werk houden. Dressuurrijden is meer dan alleen scheef lopen. Werk aan de verzameling door overgangen en kleinere voltes te rijden, afgewisseld met voorwaarts rijden.”
Twee benen tegelijk. “Veel ruiters steken hun binnenbeen weg als ze hun buitenbeen gebruiken om zijwaarts te gaan. Maar je hebt beide nodig. In een appuyement ga je immers vóórwaarts­zijwaarts.”
Nageven. “Niet trekken aan de binnenteugel. Dat blokkeert het achterbeen. Zorg dat je nageeflijkheid en gedragenheid hebt voor je opzij gaat. Herstel het, als je het onderweg kwijtraakt.”
Afwisselen. “Wissel veel af om je paard aan de hulpen te houden. Appuyeer wat passen, ga een paar meter rechtuit in schouderbinnenwaarts en appuyeer weer. Of appuyeer, wijk terug en appuyeer opnieuw. Of rijd voltes tussendoor.”
Stap. “Snapt je paard je wel? Leg de oefening eerst uit in stap. Maar blijf niet eindeloos in stap appuyeren.”
Travers. “Appuyeren is eigenlijk travers langs een diagonale lijn. Net als schouderbinnenwaarts is travers een goede voorbereiding op het appuyeren. Je paard buigt en beweegt in dezelfde richting.”

[/panel]

[/six][/row]

Nageeflijkheid


In een drafappuyement ‘scharen’ de benen van het paard. Dat bete­ kent dat ze zijwaarts worden weggezet. “Daarin schuilt een gevaar”, zegt De Wolff van Westerrode. “Ruiters bereiden hun paard voor door hem in te buigen en gaan dan zijwaarts. Maar als ze de hulpen die ze tot dat moment gaven inwisselen voor het signaal om opzij te gaan, gaat het paard dat laatste doen ten koste van het voorgaande. Je moet de zijwaartse hulp toevoegen en niet inwisse­ len. Een goede ruiter zorgt er met beide benen voor dat de kwaliteit van de beweging bewaard blijft.”






‘Meer buiging maakt
niet per definitie een beter appuyement’





Een correct appuyement is veel meer dan alleen de buiging. Paarden die de verzameling nog niet aankunnen, raken bij te veel buiging hun evenwicht kwijt. “Dat veroorzaakt allerlei problemen. Het gaat ten koste van de souplesse, de takt, de impuls en de aanleuning. Paarden komen op de voorhand en vallen door het binnenbeen van de ruiter. Ze verliezen veel meer dan alleen de correcte buiging.” Ruiters die meer buiging willen afdwingen door aan de binnenteugel te trekken, blokkeren de beweging van hun paard. “Er is gedragen­ heid en nageeflijkheid aan de binnenkant nodig, zodat het binnen­ achterbeen kan doortreden naar voren. Het hoofd opzij proberen te trekken, omdat er de vorige keer op het protocol stond dat er meer lengtebuiging moest worden getoond, heeft geen enkele zin. Oefen op de verzameling door kleinere voltes en schouderbinnenwaarts te rijden, waarbij je juist probeert lichtheid aan de binnenkant te krij­ gen, doordat het binnenachterbeen meer doortreedt en meer ge­ wicht opneemt. Neem dat mee in je appuyement.”

Ook erg belangrijk is dat een paard aan beide zijden even soepel is, oftewel goed rechtgericht. Is dat niet voor elkaar, dan zit er een ver­ schil in lengtebuiging tussen het appuyement naar links en naar rechts, wat vooral goed zichtbaar is in het zigzag appuyement, dat bijvoorbeeld in draf al in de Z2 wordt gevraagd.

Totaalplaatje


In het appuyement hoort het lichaam van het paard parallel aan de hoefslag te blijven. De voorhand moet een fractie voor gaan. Dat le­ vert nogal eens discussie op als de beelden van Grand Prix­combina­ ties erbij worden gepakt. Bij sommige combinaties is het lichaam van het paard toch echt schuiner, dus minder parallel, afgesteld. De Wolff van Westerrode: “Voor het cijfer weeg je alles mee. Het is dan mis­schien geen tien meer, maar als het paard verder prachtig bergop be­ weegt, met veel souplesse en cadans, ruim scharend en licht, dan is het ook geen onvoldoende. We kijken niet alleen naar de hals of naar de benen, maar naar het totale plaatje.” Hij wil juryleden op het hart drukken niet te fixeren op één ding. “Pas op voor stokpaardjes. Als je alleen maar zit te kijken of een paard de hals genoeg inbuigt, absoluut parallel blijft of dat de achterhand vóór komt, dan verlies je dat totale plaatje uit het oog. Blijf de kwaliteit van de beweging in de gaten houden. Schrijf vooral op wat je hebt gezien, maar ga uit van wat er wel correct was en baseer daar je cijfer op.”

appuyeren
inzetje klein extra beeld (Large)