collage-2015-01-20
collage-2015-01-20

Dressuurtraining voor het niet-perfecte paard

Nieuws

Kijk eens goed naar de paarden die op hoog niveau in de dressuur lopen. Zij beschikken lang niet allemaal over het perfecte exterieur. Gelukkig kun je met de juiste training ver komen. Zes experts vertellen hoe ze dit aanpakken.



Imke Schellekens-Bartels | Een traag achterbeen


“Eigenlijk is alles trainbaar, dus een traag achterbeen ook”, vertelt dressuuramazone Imke Schellekens-Bartels. “Het is alleen belangrijk dat het paard balans heeft. Heeft hij dat, dan is het zaak om hem kleiner te leren lopen, dus niet meer met van die grote wapperpassen. Je wilt kracht opbouwen en de reactiesnelheid verhogen.” Imke waarschuwt dat het niet verstandig is om paarden met een traag achterbeen met hoge snelheid vooruit te jagen. “Ze geven je vaak wel het gevoel dat je dat moet doen, maar daarmee jaag je ze juist meer van het achterbeen af. Het evenwicht wordt er minder door in plaats van beter. Ze moeten meer leren dragen.”

Imke maakt vooral veel overgangen met deze paarden. “Ze moeten ook steeds wachten, dus bij me blijven. Ik wil ze handiger maken met hun achterbenen. Het is wel belangrijk dat je ze heel consequent aan het been rijdt. Maar het heeft geen zin om ze steeds naar voren te jagen als ze dat qua balans niet aankunnen. Daar leren ze niks van, paarden worden alleen bang voor je.”
Een traag achterbeen kan ook voordelen hebben. “Zulke paarden bewegen vaak groot. En ze geven de wat minder ervaren ruiters tijd om te voelen wat er allemaal gebeurt. Nadeel is dat het snel tot een zweefdraf kan leiden, waarbij het paard op zich wel afveert, maar niet meer klein te rijden is.”

Imke vindt afwisseling heel belangrijk. “Doe niet te lang hetzelfde achter elkaar. Soms betreft het grote paarden, die gewoon langer de tijd moeten krijgen om op hun gemak uit te groeien en te leren om in evenwicht op hun eigen benen te lopen. Daar wacht ik wel mee tot ze een jaar of zes à zeven zijn, voordat ik daar echt mee aan de slag ga.” Imke vindt enigszins trage achterbeenbewegingen geen reden om van aankoop af te zien. “Er lopen in de Grand Prix wel meer paarden die dit hebben.”

Johann Hinnemann | Een erg lange rug


De Duitse toptrainer Johann Hinnemann vindt het eigenlijk maar een stomme vraag hoe je de training van een paard met een erg lange rug moet aanpakken. Want lichamelijke tekortkomingen kun je niet wegtrainen. “Als een vrouw korte beentjes heeft, kan ik haar oefeningen laten doen tot ze een ons weegt, maar daar worden die benen niet langer van... Dat geldt net zo voor een paard met een extreem lange rug. Die heeft hij en die houdt hij.”

Hinnemann heeft het niet zo op paarden die zo zijn gebouwd. Een hoogbeniger rechthoeksmodel heeft zijn voorkeur. “Als de rug te lang is, wordt de stap vaak als eerste een probleem. Te lang betekent meestal ook te week in de rug. Je kunt proberen om de spieren optimaal op te bouwen. Maar als het uitgangspunt niet goed is, wordt het lastig om er nog iets van te maken. Het hangt er heel erg vanaf hoe het paard functioneert met zo’n rug.”

Op de vraag welke oefeningen hij zou doen met dit paard antwoordt hij dat het gewoon een kwestie is van correct rijden. “Wij hebben hier in Duitsland een spreekwoord dat luidt: ‘richtig reiten reicht’ (correct rijden is afdoende, red.). Dat is ook mijn motto. Je doet met zo’n paard niets bijzonders, gewoon de normale africhting.”

Jean Bemelmans | De korte, zware hals


Of een korte, zwaar aangezette hals een probleem is, hangt af van de instelling van het paard, vindt Jean Bemelmans. Als bondscoach van Spanje – hét land van de barokke paarden – heeft hij deze bouw veel gezien. “Heeft het paard voldoende temperament en wil hij zichzelf goed dragen, dan is het helemaal geen bezwaar. Zolang er voldoende activiteit vanuit het achterbeen is, is zo’n paard net zo makkelijk in aanleuning te rijden als ieder ander paard. Maar is dit paard ook nog eens lui, dan gaat hij al snel te veel op de hand hangen. Je kunt het dus niet los zien van het geheel.” Bemelmans noemt de hals de ‘balansstang’ van het paard. “Ik heb er geen beter woord voor. Een paard gebruikt de hals voor zijn evenwicht. Doet hij ‘m naar beneden, dan loopt hij anders. Een paard met een korte hals heeft op dat gebied iets minder mogelijkheden.”

De trainer zegt dat hij qua oefeningen niets anders doet met paarden die zo gebouwd zijn. “Ik laat ze veel rechte lijnen met overgangen rijden. Ze moeten goed vooruit willen en weer terug. Daarnaast moet je erop letten dat je steeds de hals verlengt, dus veel voorwaarts-neerwaarts rijden.” Hij vindt te vroeg te hoog instellen een risico voor dergelijke paarden. “Dan gaan ze zich snel vastzetten in hun lichaam. Geef ze langer de tijd, door de hals meer naar beneden te rijden, tot ze echt goed los zijn in hun rug. En ook daarna, als je ze wel iets hoger instelt, moet je tussendoor veel afwisselen met voorwaartsneerwaarts, zodat je steeds die hals op lengte brengt.”

Als een paard qua beweging en instelling voldoende in huis heeft, vindt Bemelmans de halsvorm geen reden om van aankoop van een paard af te zien. “Loopt hij goed in evenwicht en is hij actief genoeg, dan is het een goed paard. Aan een ideale hals zonder motor heb je niks.”

Laurens en Leunus van Lieren | Een plat kruis


Tuigpaarden hebben een plat kruis met een hoge staartinplant, maar er zijn ook dressuurpaarden die een wat minder schuine croupe hebben. Dressuurruiter Laurens van Lieren en zijn vader Leunus vinden dat eerder een voordeel dan een nadeel. “Een beetje plat kruis is juist fijn, die paarden kunnen beter piafferen. Paarden met een erg schuine achterhand komen moeilijker tot dragen”, zegt Leunus. Zijn zoon vult hem aan. “We hebben het in de dressuur wel altijd over souplesse, maar een paard heeft ook kracht nodig. Het gaat om de combinatie van die twee.”

Laurens vindt het wel belangrijk dat paarden met een plat kruis voldoende ruimte in de beweging hebben. “Ze hebben vaak talent voor verzameling, maar ze moeten ook leren doorswingen in de verruimingen. Dus zou ik oefenen op de uitgestrekte draf, maar juist door steeds de basisvoorwaarden te controleren. Je rijdt bijvoorbeeld een beetje weg en dan test je of het paard in balans blijft, over de rug is, of de aanleuning correct is en al die andere basisdingen. Is dat goed, dan rijd ik nog iets meer weg en controleer ik alles weer en zo verder. Het paard moet bij iedere verruiming goed los door het lijf naar voren blijven swingen.”

Vader en zoon Van Lieren vinden dat je aan de bouw van een paard niet kunt aflezen of hij voldoende in huis heeft om een goed dressuurpaard te worden. “Soms houden paarden met een plat kruis zich wat meer vast en dan kunnen de zijgangen bijvoorbeeld lastiger worden. Maar dat heeft vaak meer met de bovenlijn te maken dan met dat kruis. Een bepaalde mate van souplesse is wel nodig, maar daar kun je door je training best veel aan doen. Door te schakelen, steeds te letten op de losheid en te zorgen dat iedere keer voor je weer iets vraagt al die basisvoorwaarden in orde zijn. Wij laten een paard met een plat kruis echt niet staan als hij ons verder bevalt. Sterker nog, we hebben het zelfs liever.”

Patrik Kittel | Overbouwd


Ieder paard loopt van nature op de voorhand. De Zweedse dressuurruiter Patrik Kittel vindt het de taak van elke ruiter om een paard zo te trainen dat het gewicht meer over vier benen wordt verdeeld. Is een paard zo gebouwd dat zijn achterhand hoger zit, dan zal dat extra aandacht vergen. Want dan moeten de achterbenen dus nog verder buigen en ondertreden om tot horizontaal evenwicht te komen. “Het begint met het creëren van dat evenwicht”, zegt Kittel. “Het paard moet sterker worden en daardoor steeds beter in staat zijn het gewicht achter te dragen. Dat staat eigenlijk los van zijn bouw. Dat doe ik met alle paarden.”

Met een overbouwd paard rijdt hij het liefst veel overgangen. “Het gevaar schuilt ‘m erin dat dit paard het balanceren op het achterbeen moeilijk vindt en te veel steun zoekt op de hand van de ruiter. Dat moet je niet geven. Hij moet zichzelf in evenwicht houden. Oefen veel korte stukjes. Ik zou ook niet te lang in hetzelfde ritme en tempo rijden. Varieer veel, schakel steeds, zodat de achterbenen voortdurend worden gestimuleerd om te buigen en meer onder het lichaam te treden. Met ervaren paarden wil piaffe nog wel eens helpen, maar dat is natuurlijk niet iets waar je mee begint.”

Is een overbouwd paard eigenlijk wel geschikt voor dressuur? Kittel haalt zijn schouders op. “Ik rijd wat ik krijg aangeboden, alles wat op stal staat wordt netjes afgericht, ongeacht bouw, afstamming of kleur. Misschien zou het niet mijn eerste keuze zijn, als ik een ongelimiteerd budget had. De realiteit leert echter dat ieder paard wel iets heeft wat lastig of makkelijk is. Ik denk daar ook niet echt zo over na. Je gaat met een paard aan de slag en dan probeer je uit wat nodig is om voor dat paard verbeteringen aan te brengen. Ik voed ze op, ik train hun lichaam. Als ze hun lijf goed gebruiken en ze hebben de juiste mentaliteit, dan speelt bouw natuurlijk wel iets mee, maar het geeft zeker niet de doorslag.”
Imke (Large)
Hinnemann (Large)
bemelmans foto LR (Large)
leunus en laurens (Large)
patrik kittel (Large)