120804057_ABFweb
120804057_ABFweb

Hoe krijg je een mooi gespierde hals?

Nieuws

We willen allemaal een ronde, gespierde hals bij ons paard. Uit onderzoek blijkt dat verschillende hoofd-halshoudingen invloed hebben op de spieractiviteit in de hals. Het is dus van belang dat je tijdens de training de juiste halsspieren activeert.


In 2013 is in Duitsland al onderzoek gedaan naar het effect van verschillende hoofd-halshoudingen op de activiteit van de spieren. Uit het onderzoek bleek dat het paard in de hyperflexie positie het meest een onderhals ontwikkelt.

Tijdens het onderzoek werd de spieractiviteit van de halsspieren gemeten door middel van EMG, een techniek waarbij sensoren op de huid geplakt worden.

De drie onderzochte spieren:



  1. Brachiocephalicus, loopt van het voorbeen naar de schedel. Is vaak sterk ontwikkelt bij een onderhals.

  2. M. Splenius, verbindt nek met eerste borstwervels.

  3. Trapezius, verbindt de nek met de middenrug en het schouderblad.


De onderzochte hoofd-halsposities:



  1. Vrij.

  2. Verzameld (wedstrijdhouding met het hoofd hoog en de nek gebogen, hoofd voor de loodlijn).

  3. Hyperflexie (mond richting de borst, hoofd achter de loodlijn).


Vijf gezonde paarden zijn in drie verschillende hoofd-halshoudingen onderzocht in stap, draf en galop. Met en zonder ruiter. De hoofd-halshoudingen zonder ruiter werden door middel van hulpteugels gewaarborgd. De onderzoekers vergeleken de hoofd-halshoudingen in de linker- en rechterrichting en tevens de linker- en rechterkant van de spieren.

Uitkomsten onderzoek



  • Er waren geen significante verschillen tussen rijden of longeren.

  • In alle gangen was de spleniusspier het minst actief in de hyperflexiepositie en het meest in de vrije positie.

  • In alle gangen was de brachiocephalicus significant het meest actief in de hyperflexiepositie.

  • In stap was de trapezius significant het minst actief in de hyperflexiepositie dan in de andere posities. De grootste activiteit was in de vrije positie.

  • In draf verschilde de activiteit in de verzamelde- en hyperflexie positie niet significant en in de galop was er geen verschil in geen van de drie hoofd-halshoudingen.


Conclusie


De conclusie is dat de hoofd-halshoudingen met de neus op de loodlijn, de bovenlijnspieren van de hals activeren. In de hyperflexiepositie is juist de brachiocephalicus (onderhals) actief. Dit is een belangrijke conclusie omdat men vaak denkt dat het paard een mooie bovenlijn ontwikkelt als het paard met een ronde en lage hals gereden wordt. De functie van de brachiocephalicus is het voorbeen naar voren brengen. In de hyperflexiepositie is deze spier dus extra actief waardoor het paard een meer uitgesproken, hoger voorbeen krijgt. Dit is echter een onnatuurlijke beweging voor het paard. Terwijl je zou denken dat een hoge hoofdpositie voor een onderhals zorgt, is het juist de te diepe en lage positie die de onderhals creëert.

Zelf aan de slag!


Om nu een mooie hals te krijgen is het dus van belang dat je de splenius en trapezius activeert. Zorg dat het paard voldoende lengte heeft in zijn hals door als ruiter niet zelf de hoofd-halspositie af te dwingen. In de vrije positie zijn de splenius en trapezius immers het meest actief. Leer tijdens het rijden het verschil voelen tussen een paard met zijn hoofd op of voor de loodlijn en een paard dat zijn hoofd achter de loodlijn heeft. Kijk ook tijdens het longeren wat er gebeurt wanneer je paard in vrije positie loopt en of je misschien kunt zien welke spieren hij in welke positie aanspant. Er zijn tegenwoordig veel clinics en workshops waarbij je kunt leren hoe je een paard zonder hulpteugels, en dus in vrije positie kan longeren.

Bron: The horse