Het goede tempo
Nieuws
Het juiste basistempo rijden is belangrijk. Maar waarom eigenlijk? Wat is het juiste tempo, hoe voel je als ruiter dat je paard de juiste snelheid heeft en wat doe je eraan als dat niet zo is? Dressuurruiter Laurens van Lieren legt het uit.
Grand Prix-ruiter en instructeur Laurens van Lieren vindt de vraag waarom het zo belangrijk is om in het juiste basistempo te rijden, nog helemaal niet zo gemakkelijk om te beantwoorden. “Dan moet je eerst weten wat het goede tempo eigenlijk is. En dat is voor elk paard verschillend. Het is niet zo dat je die juiste snelheid kunt aangeven in een aantal kilometers per uur of zo. Het goede basistempo moet comfortabel zijn voor het paard om in te lopen en voor de ruiter om in te rijden. Dat houdt in dat het paard op zijn eigen benen en in balans loopt en de ruiter er stil op kan zitten.”
Niets doen
Maar hoe weet je nu of je paard in dat goede basistempo loopt? Volgens Laurens is het ‘niets hoeven doen’ een goede graadmeter. “Het is heel belangrijk dat je als ruiter steeds streeft naar het punt dat je niets hoeft te doen. Dat houdt dus in dat, als je eenmaal een hulp voor een bepaald tempo hebt gegeven, je paard net zolang in datzelfde tempo door moet blijven lopen totdat jij weer een andere hulp geeft.” De meeste paarden zullen op die manier vanzelf in het voor hen meest comfortabele tempo gaan lopen en dan heb je je basistempo te pakken.
Hoe zit dat dan met paarden die steeds maar hard willen lopen, of juist heel erg sloom zijn? “In beide gevallen moet je als ruiter ingrijpen. Een paard dat hard gaat, rem je door middel van teugelhulpen en een sloom paard geef je been. Want anders blijf je niet in hetzelfde tempo. Je kunt er dus niet opzitten zonder iets te doen, dat is een duidelijk teken dat je niet in het goede basistempo rijdt.” Laurens maakt daar wel meteen een kanttekening bij. “Hier moet je ook weer goed naar het paard zelf kijken. Een heel looplustig, voorwaarts paard zal over het algemeen een wat hoger basistempo hebben dan een wat flegmatieker dier.”
Hoe je precies voelt – of leert voelen – of het tempo bij het paard past, is vooral een kwestie van uitproberen of, zoals Laurens het noemt: ‘trial and error’. Hierbij kun je heel goed hulp van buitenaf inschakelen. “Een goede instructeur kan jou prima vertellen in welk tempo je goed bezig bent. Ook kan het nuttig zijn om zelf goed te bekijken in welk tempo jouw paard lekker en in balans kan lopen, bijvoorbeeld als je hem aan het longeren bent.”
Verschillende gangen
Elke gang heeft zijn eigen ideale basistempo. “In draf kun je eigenlijk het meeste regelen als ruiter. Loopt je paard wat te snel, dan maak je een kleine ophouding met je teugel en laat weer los. Daarop moet ‘ie eigenlijk zachter gaan lopen, maar jonge, onervaren paarden moeten dit natuurlijk eerst wel leren. Dat gaat vaak niet in één keer. Als het paard niet meteen de goede reactie geeft, herhaal je de hulp en laat weer los. Net zolang tot ‘ie het snapt en in een langzamer tempo gaat lopen. Het paard moet als het ware leren wachten.” Ditzelfde principe, maar dan omgekeerd, geldt natuurlijk voor paarden die te langzaam lopen. Deze geef je een drijvende hulp, je wacht op voorwaartse reactie en herhaalt dit net zolang tot het tempo omhoog is gegaan. “Heel belangrijk is het hierbij is het om niet aanhoudend hulpen te blijven geven, want daar reageert het paard op een gegeven moment niet meer op. Ik zeg weleens: ‘Als je nooit stil bent, wordt er op den duur ook niet meer niet naar je geluisterd’.”
Iets moeilijker dan de draf is het in galop, weet Laurens uit ervaring. “Voor een jong paard is dit toch wel een lastige gang. Niet alleen kun je als ruiter minder regelen, ook moet een jong paard vaak wat meer voorwaarts galopperen om zijn balans te kunnen houden. Als hij moe wordt en terugzakt in tempo, is de balans weg en valt ‘ie in draf. Daarom moet je als ruiter vooral niet te veel terug willen rijden in tempo tijdens de galop. Dat kan pas als het paard meer ervaren is.”
In stap is het vooral zaak om niet té veel tempocontrole te willen hebben. “Je moet je paard wel de kans geven om de taktzuiverheid in stap te bewaren. Dit gaat vaak mis, ook bij meer ervaren paarden. Natuurlijk kun je best een keer een drijvende hulp geven als je paard te langzaam stapt en een snelle stapper even tegenhouden, maar toch moet je hier voorzichtig mee zijn. Het is het beste als je het paard de kans geeft om zo dicht mogelijk bij zijn natuurlijke staptempo te blijven.”
Tot de top
Heb je eenmaal het goede basistempo te pakken, dan kun je daar eindeloos mee gaan spelen. Laurens: “De basis blijft altijd hetzelfde, je paard moet comfortabel en in balans lopen en jij moet er stil op kunnen zitten. Met een jong, onervaren paard rijd je vooral in het basistempo en pak je af en toe een paar andere versnellingen – wat naar voren en wat terug – mee. Hoe verder je komt in de opleiding en hoe meer ervaren je paard wordt, in hoe meer versnellingen je kunt rijden per gang: misschien wel tien. Dat zijn natuurlijk wel kleine schakelingetjes, maar dat is juist het mooie van de dressuursport. De afstemming met je paard wordt steeds fijner en preciezer en je krijgt als ruiter steeds meer controle over het tempo waarin je paard loopt. Dat geldt tot in de hogere dressuur: op een gegeven moment moet je zelfs in de passage en piaffe wat naar voren en terug kunnen rijden, dan heb je het heel goed voor elkaar.”
Tips van Laurens
- Je rijdt in het goede tempo als je paard comfortabel op eigen benen loopt en jijzelf stil erop kunnen zitten.
- Bekijk het ideale tempo per paard. Een looplustig paard heeft meestal een wat hoger basistempo dan een flegmatiek dier.
- Blijf geen hulpen geven tijdens het rijden. In de ideale situatie geef je één keer een hulp om in een bepaald tempo te komen en vervolgens moet het paard net zolang in dat tempo doorlopen tot er een andere hulp komt.
- Rijdt een onervaren paard niet te veel terug in tempo in galop. Daar heeft hij nog niet de balans voor, iets meer snelheid is makkelijker voor hem.
- Pas op dat je niet te veel wilt regelen in stap. In deze gang is het extra belangrijk om het paard op eigen benen te laten lopen, om de zuiverheid te garanderen.
- Hoe meer ervaren het paard, hoe meer je kunt spelen met het tempo en daarin kunt schakelen. Daarbij blijft de regel gelden dat het paard in balans moet lopen en jij stil erop kunt zitten.