Warming up: Een goed begin is het halve werk
Nieuws
Wie het meeste profijt wil hebben van een training, begint met een goede warming-up. Losrijden is wat de naam al zegt: spieren los maken en alle structuren opwarmen, zodat het lichaam optimaal is voorbereid voor het leveren van een prestatie. Hoe doen de toppers dat?
Dressuurtrainster Nicole Werner
Ze is trainster van een legioen aan topdressuurcombinaties, waaronder Edward Gal en Hans Peter Minderhoud. Het welzijn van de paarden van haar leerlingen is voor haar zeer belangrijk en krijgt veel aandacht in de trainingen. Losrijden is daar een belangrijk onderdeel van. “Ieder paard is anders. Daar moet je rekening mee houden. Maar ik wil dat ruiters beginnen met minimaal tien tot vijftien minuten stappen aan een lange teugel. Mits een paard niet te fris is.” Na het stapwerk wil Nicole dat haar leerlingen draven en daarbij lichtrijden. “Houd daarbij de hals op lengte, maar zorg wel voor aanleuning. De hoogte waarop je de hals van het paard houdt, is in dit stadium afhankelijk van zijn bouw. Belangrijk is dat het paard op zijn eigen benen loopt. In galop geldt nagenoeg hetzelfde. En daarna volgt bij mij wat licht buigingswerk en naar behoefte grote voltes en ruime wendingen, om de spieren nog meer los te maken en op te warmen.” Nicole vindt het vooral belangrijk dat leerlingen beseffen waarom ze dit zo moeten doen. “De gewrichtsvloeistof is bij het opstarten nog koud en stroperig. Deze vloeistof, die officieel ‘synovia’ heet, heeft minimaal tien minuten nodig om op te warmen en vloeibaarder te worden, zodat het de gewrichten kan smeren. Overhaast je dit, dan heb je dus kans op onnodige slijtage en blessures. Mijn boodschap is dat je dus vooral de tijd moet nemen voor een goede warming-up. Dat is het behoud van je paard.”
Enduranceamazone Suzanne Pen
De meeste endurancepaarden worden buiten gehouden, dus die bewegen al veel voor het rijden. Maar ook voor deze discipline is losrijden belangrijk, betoogt enduranceamazone Suzanne Pen. Ongeacht of je buiten gaat rijden of in de bak traint. “Ik reed altijd in een bak op een kilometer van de stal, waar ik dan heen stapte. Zodra ik daar was, kon ik meteen beginnen met rustig drafwerk. Daarbij hield ik wel contact met de mond, maar de hals mocht nog iets langer zijn. Dat geldt trouwens ook voor het eerste deel van een buitenrit.” Ze benadrukt het belang van gehoorzaamheid en contact. “Endurancepaarden zijn vaak erg fit en hebben er zin in. Als je daar geen controle over houdt beginnen zij met de training voor jij klaar bent met de warming-up. Bovendien moet je in staat zijn om scheefheid of op de voorhand lopen te corrigeren en daar leg je gelijk in het losrijden de basis al voor. Met de hoeveelheid kilometers die wij maken is de kans op slijtage anders te groot.” In het losstappen laat Suzanne haar paarden al een paar keer stelling naar links en naar rechts aannemen en doet ze schoudervoor naar beide kanten. In de rijbaan beperkt ze zich eerst tot rechte, lange lijnen. Pas als ze dat in stap en een rustige draf heeft gedaan, gaat ze tempowisselingen en voltes rijden. Na minstens tien minuten stap en een kwartier draf komt de galop aan de orde. In de endurance wordt veel met Arabieren gewerkt, die vaak een steil achterbeen en een hoge achterhand hebben. “Dressuurmatige training is voor zo’n paard erg belangrijk. In de wedstrijden moet alle energie vooruit gericht zijn, maar je wilt wel dat ze dat ze het gewicht over vier benen verdelen en kunnen verzamelen als dat nodig is.”
Eventingamazone Merel Blom
Haar paarden bewegen zoveel, dat ze vaak al een uur stapwerk in de stapmolen hebben gedaan of aan de hand hebben gelopen als Merel opstapt. Dan begint de eventingamazone met rustig dressuurwerk, maar niet lang en laag qua aanleuning. “Veel eventingpaarden staan hoog in het bloed, die zijn nogal
overijverig. Als je die lang laat, krijg je effecten die je niet wilt. Te fanatiek bewegen draagt niet bij aan het loswerken, dan loop je juist kans op blessures. Ik wil wel kalm beginnen, maar gelijk nageeflijk, met aanleuning en contact. Anders wordt het te veel rennen.” Merel wil dat haar paarden langzaam warm draaien, maar op een gecontroleerde manier. “Maar niet strak of kort in de krul.” Ze rijdt meteen voltes en zijgangen, maar nog wel met langere lijnen. De kleinere bochten komen pas als het paard meer op het achterbeen is gezet. Na het stapwerk volgt eerst de draf en dan de galop. Voor de meeste eventingpaarden is de galop een makkelijke gang. “Die pak ik er dus snel bij, dat is comfortabel voor ons allebei. En dan zit ik als een dressuurruiter, gewoon rechtop in het zadel.” Merel legt uit dat ze voor ieder onderdeel binnen haar discipline een andere manier van losrijden heeft. “De essentie is hetzelfde, namelijk het opwarmen van het lichaam. Maar de manier is toch verschillend. Voor de dressuur ben ik meteen gericht op het verkrijgen van meer balans en het op het achterbeen zetten van mijn paard. Ook voor het springen wil ik balans, maar is het rijden toch meer gericht op ontspanning en nageeflijkheid. Voor de cross staat gehoorzaamheid bovenaan. Dan ga ik sneller en vrijer in de rondte, met wat minder nadruk op nageeflijkheid of gymnastiseren.”
Springruiter Albert Voorn
“Longeren! Daar is niet tegenaan te rijden.” Springtopper Albert Voorn vindt dat de ideale manier om zijn wedstrijdpaarden, die een hoog conditieniveau hebben, los te werken. “Anders kunnen ze zich niet concentreren. Sensibele paarden zijn vaak zo looplustig dat je ze constant moet tegenhouden als ze nog te fris zijn. Je ziet wel van die dressuurpaarden die hun ruiters meesleuren door de ring. Daar worden ze kort van in hun lichaam en dat is nadelig voor het werk dat je daarna met ze wilt doen.” De manier van longeren past Voorn aan bij het paard. “Ik heb een nieuwe merrie, die moeilijk op lengte te houden is. Die laat ik op een heel grote volte lopen. Als je deze merrie de volte laat sluiten, maakt ze zichzelf korter en dat wil ik nou juist niet. Bij dit paard gebruik ik ook geen bijzetteugels. Ik longeer trouwens alle paarden eerst zonder bijzetteugels, tot ze in staat zijn om in balans in een zelfhouding te lopen. Ze moeten aan de longeerlijn kunnen doen wat ze willen, overkruist, spelen, het maakt niet uit. Om de paar minuten wissel ik van kant. Pas als het frisse eraf is, gaan we serieuzer aan het werk.” De springruiter geeft aan dat dit losrijden ook op een galoppeerbaan zou kunnen, mits die goed is omheind. “Het moet wel veilig zijn. En dan laat je het paard zo hard gaan als hij zelf wil, zo lang als hij dat wil. Dat gaat soms best even heel hard, maar daar stopt hij vanzelf mee. Je kunt pas controle hebben als de overtollige looplust eraf is. Dat kan in sommige gevallen even duren. Veel ruiters zijn te ongeduldig om daar op te wachten. Die gaan trekken en dan gaat het van kwaad tot erger. Een lui paard? Daar ga ik eerder opzitten en rijd ik enige tijd met een wat langere teugel, maar wel met contact. Ik ben op zoek naar de natuurlijke houding en probeer een paard daarin zo min mogelijk te storen.”