ARTIKEL fotoMonique Akkermans
ARTIKEL fotoMonique Akkermans

Dodelijke moedermelk

Nieuws

Een kerngezond veulen, iedereen is blij. En hij drinkt ook meteen goed. Maar dan gaat het mis. Het dier wordt sloom, de slijmvliezen verkleuren naar geel. Binnen een paar dagen overlijdt het veulen. Neonatale isoerythrolyse heet het officieel. Het wordt ook wel rhesus- of bloedgroepziekte genoemd.


Hoewel we allebei zoogdieren zijn, zijn er verschillen tussen bloedgroepen bij paarden en bij mensen. Bij neonatale isoerythrolyse maakt een merrie antistoffen aan tegen de bloedgroep van haar veulen. Je zou misschien verwachten dat het veulen daar in de baarmoeder dan al mee in aanraking komt, maar daar zit ‘m nou juist die tegenstelling met de mens. Bij baby’s vindt uitwisseling van bloed met de moeder via de placenta (moederkoek) plaats. Bij paarden wordt niets doorgelaten van de merrie naar het veulen. Dus die antistoffen krijgt het veulen pas binnen via de biest, de eerste moedermelk. Biest is erg belangrijk voor pasgeboren veulens, want daar zitten ook de eerste afweerstoffen in, die bescherming bieden tegen ziektekiemen van buitenaf tot de eigen immuniteit is opgebouwd. De darm van een veulen is slechts een korte periode in staat om die stoffen op te nemen. Na zo’n 36 tot maximaal 72 uur sluit deze barrière. Helaas staat in deze periode de darm dan ook open voor deze ‘gevaarlijke’ antistoffen.



Bloedgroepen


Het veulen wordt dus gezond geboren, maar dan beginnen de problemen. Als de antistoffen eenmaal in het lichaam van het veulen komen, breken ze de rode bloedcellen af, die een rol spelen bij het transport van zuurstof. Geelzucht is het gevolg. Evy de Brabander, paardenarts bij Dierenkliniek Emmeloord legt uit dat het bij een eerste veulen van een merrie die deze aanleg heeft meestal nog goed gaat. “De antistoffen hebben een periode nodig om op te bouwen. Bij sommige merries worden tijdens de eerste dracht al wat antistoffen opgebouwd en komen ze ook al in de biest terecht. Maar vaak is de hoeveelheid dan zo gering dat ze milde symptomen bij het veulen veroorzaken. Bij een tweede veulen is de merrie al ‘voorgeprogrammeerd’ en maakt ze sneller en meer antistoffen aan.”

Bloedgroepen van de merrie en de hengst zijn dus bepalend voor het feit of het veulen wel of niet neonatale isoerythrolyse krijgt. Bloedgroepen zijn erfelijk, dus de aandoening kan over gaan van moeder op dochter, want het zit in de merrielijn. Voor de echt geïnteresseerden: bloedgroep Aa en Qa geven een groot risico (high risk), andere bloedgroepen, zoals Ua Pa Qc en Db, geven een matig risico (moderate risk) en andere zijn low risk. Valt een merrie in de high of moderate risk groep, dan is de keuze van de hengst bepalend of het veulen ziek wordt.

Muildierprobleem


Jeroen Kuper maakte dit mee. Hij is hobbyfokker van springpaarden en kocht een kwaliteitsvolle merrie. “Ik wist dat het in deze lijn zat, want ze hadden al eens een dood veulen gehad.” Wegens de interessante afstamming waagde hij toch de gok. Voor de aanparing liet hij uitzoeken met welke hengst geen probleem te verwachten viel, door zijn bloedgroep. Dat leverde twee fraaie veulens op van Ultimo. Met één ervan wilde hij na een paar jaar opnieuw een veulentje fokken. “Maar de test die ik indertijd had laten doen, bestaat niet meer.” Kuper stortte zich op het internet en vond veel informatie. “Het schijnt ook veel voor te komen bij muildieren. De paardenmerries reageren op een bepaald antigen in het bloed van de ezel. En in Amerika is het schering en inslag.” Daarnaast overlegde hij met Dierenkliniek Emmeloord.

Als wordt voorkomen dat het veulen de eerste 36 uur bij de merrie drinkt, wordt het probleem omzeild. “Het moet in die periode dan wel biest van een andere merrie krijgen, zodat het wel afweer opbouwt. En dat moet met de fles worden gegeven. Omdat we voor alle zekerheid 72 uur aanhouden, is dat best intensief. Bovendien moet de merrie in die periode worden uitgemolken, dus dat lukt alleen bij een brave merrie”, vertelt Evy de Brabander. Die inspanning had Kuper er echter graag voor over.

Muilkorf


De merrie van Kuper kreeg een prachtig merrieveulen dat ‘Kletskop’ werd gedoopt. Ze kreeg meteen een muilkorfje om, zodat ze niet kon drinken. Kuper erkent dat het niet meeviel. “Ze probeerde dat natuurlijk toch en dan stootte ze met die korf tegen de uier. Dat vond de merrie niet prettig. Gelukkig is het een lief paard, dus ging het wel goed.” Hij had biest gehaald bij een bedrijf in Tubbergen, toch probeerde eerst even een fles met gewone melk. “Ik wilde zeker weten dat ze uit de fles dronk voordat ik eventueel kostbare biest zou verspillen. Gelukkig ging dat prima.” Een intensieve periode brak aan, waarin hij en zijn vrouw om de beurt iedere twee uur het veulen de fles gaven. Nadat de veilige marge aan tijd was verstreken, werd de muilkorf afgedaan. Het kostte even moeite om Kletskop alsnog melk bij haar moeder te laten drinken, maar ook dat lukte. Daarna groeide ze als kool en is ze kerngezond. Kuper is een gelukkig man. “Ik heb het er graag voor over gehad. Alleen zou ik een andere keer misschien iets eerder op zoek gaan naar biest. Dat moet een veulen namelijk binnen acht uur na de geboorte binnen krijgen. De eerste uren na de bevalling is de darmbarrière van het veulen het best doorlatend. Nu werd het een soort race tegen de klok, terwijl je biest in bevroren toestand best lang goed kunt houden.”

Veel werk


Evy de Brabander legt uit dat er wel weer een test bestaat waarmee kan worden uitgezocht of een merrie in de risicogroep voor neonatale isoerythrolyse zit. “Je kunt de bloedgroep van de merrie laten bepalen om uit te vinden of ze in de risicogroep zit. Als je weet dat de merrie een high of moderate risk bloedgroep heeft en van de hengst is niet bekend welke bloedgroep hij heeft, dan kan je in de laatste twee tot drie weken van de dracht laten bepalen hoeveel antistoffen de merrie tegen het veulen heeft aangemaakt.”

‘Je kunt de bloedgroep van de merrie laten bepalen om uit te vinden of ze in de risicogroep zit.’



Als fokkers het niet weten en het veulen vertoont de eerste tekenen dat er iets mis is, dan loopt dat meestal niet goed af. Het leidt vaak tot een intensieve behandeling, die ook vrij kostbaar is. Evy: “Het is mogelijk om zo’n veulen een bloedtransfusie te geven als het eigen aantal overgebleven rode bloedcellen te laag is. Daarvoor moet het naar een kliniek en daarna moet het veulen nog een paar weken rustig worden gehouden, zodat het zelf nieuwe rode bloedcellen kan aanmaken. We hadden er eentje, waarmee het leek te lukken. Eenmaal thuis had het veulen zich toch wat te druk gemaakt, waardoor hij weer snel achteruit ging en tenslotte overleden is.”

Evy legt uit dat hoe sneller het veulen de symptomen krijgt na de geboorte, hoe ernstiger het verhaal en hoe slechter de prognose. “Veulens die binnen vierentwintig uur ziek worden, zijn er veel slechter aan toe dan veulens die pas na twee à drie dagen symptomen ontwikkelen. Deze laatste groep heeft een minder agressieve afbraak van rode bloedcellen en er is meer tijd voor behandeling.”

De oplossing, als de merrie drager is, is dus het met de fles voeden van het veulen voor 72 uur. “Dat klinkt simpel, je moet echter wel gemotiveerd zijn om dat vol te houden”, waarschuwt de paardenarts. “Bovendien is dat ook niet zonder risico. Een veulen drinkt normaal steeds kleine beetjes en gaat dan weer even slapen. Nu geef je om het uur of om de twee uur redelijk grote hoeveelheden ineens. En als je de fles te hoog houdt of het veulen de hals te ver strekt, kan de melk via de luchtpijp in de longen raken, zodat longontsteking ontstaat. Er komt dus meer bij kijken dan je misschien denkt.” Kuper zegt dat hij het zo weer zou doen. “Al met al kost het aan testen, biest en dierenartskosten een paar honderd euro en een hoop nachtrust. Maar dan heb je een gezond veulen. Wij fokken kleinschalig, voor mij is dat best te doen. Het is een ramp om te zien hoe ziek die kleine veulens worden als het mis gaat. Dus ik heb het er graag voor over.”

Bron: Bit