Correct halsstrekken
NieuwsHalsstrekken is een belangrijk onderdeel in veel proeven. Maar daarnaast ook een oefening die tijdens de training veel wordt gedaan. Grand Prix-amazone Stéphanie Peters legt uit hoe je deze oefening correct uitvoert.
“Er zijn een paar belangrijke punten. Het paard hoort zich te ontspannen in zijn bovenlijn. De rug en de hals moeten naar boven toe opbollen. Het paard volgt jouw hand naar beneden. Hierbij blijft er voortdurend een zachte, elastische verbinding met de paardenmond.”
Dat klinkt eenvoudig, maar in de praktijk gaat het vaak anders. “Omdat het alleen goed lukt als een paard op eigen benen loopt en de aanleuning correct is. Is dat niet het geval, dan volgt het paard je hand niet of raakt hij uit balans als je de teugels langer maakt”, zegt Stéphanie.
Halsstrekken kan in alle drie de gangen. In de proef wordt het tegenwoordig alleen in draf gevraagd, waarbij je mag lichtrijden. “Na de training laat ik het paard in draf zijn hals strekken, maar ik oefen het tussendoor ook veel in stap. Het is een rustmoment, waarin een paard even op adem kan komen. Het is tevens een vorm van beloning na inspanning, waarbij hij even zijn hals- en rugspieren op lengte kan brengen en ontspannen. Vaak gaat het na zo’n moment van rust juist weer beter.”
Evenwicht houden
Om op de juiste manier te kunnen halsstrekken is een goede aanleuning nodig. Dat is de verbinding tussen de ruiterhand en de paardenmond, die tot stand komt doordat impuls wordt opgewekt. De energie die dat oplevert moet van achteren naar voren via de bovenlijn lopen, waardoor het paard zelf de hand van de ruiter opzoekt.“Het gaat inderdaad om impuls, maar ook om evenwicht. Het paard moet actief zijn achterbenen naar voren plaatsen. Het is echter niet goed als je daarvoor voortdurend beenhulpen moet geven. Dan is het paard niet genoeg aan je been. Geef één hulp en zorg dat je daar reactie op krijgt. Stopt hij met lopen, geef dan weer slechts één hulp. Hij moet uit zichzelf actief blijven. Met je houding en door licht contact te houden, probeer je het evenwicht meer naar achteren te verplaatsen, zodat je paard niet steeds op de voorhand hangt. Pas als dat lukt en je een gelijk contact op twee teugels hebt, kun je beginnen met halsstrekken. Geef iets meer teugellengte, maar behoud het contact. Zorg dat het evenwicht over vier benen verdeeld blijft en niet naar voren verplaatst.”
Ze raadt aan om in stap te beginnen. “Dat is makkelijker te controleren en uit te zitten. Begin met een beetje meer lengte en als dat netjes gaat, geef je nog iets meer. Het is goed als het hoofd zo ongeveer tussen boeg- en kniehoogte komt, met de neus iets voor de loodlijn. Het paard reikt dus echt naar je hand.”
In galop
Als het halsstrekken in stap goed gaat, kun je het in draf vragen. Dat vergt wat meer balans van je paard, want door de voorwaartse beweging zal hij sneller geneigd zijn op de voorhand te lopen als het contact minder wordt. “Daarom is het zo belangrijk dat je de aanleuning voor elkaar hebt. Het contact moet namelijk qua druk gelijk blijven. Alleen de teugellengte verschilt.”‘Het contact moet namelijk qua druk gelijk blijven. Alleen de teugellengte verschilt’Het is in draf ook lastiger, omdat je als ruiter echt onafhankelijk moet kunnen zitten, terwijl je lichtrijdt. “Als je de teugels nodig hebt als houvast, wordt het erg moeilijk.” Er zijn maar weinig ruiters die hun paard laten halsstrekken in galop. Terwijl dat best een goede oefening kan zijn om hem nog iets meer over de rug te rijden. En om je onafhankelijke zit te testen. Het is echter niet raadzaam om de oefening te proberen als je paard nog niet goed in staat is om op eigen benen te lopen. Halsstrekken in galop op de voorhand kan tot gevaarlijke struikelpartijen leiden of tot hard weghollen als het paard probeert te voorkomen dat hij op zijn neus valt.
Wijs de weg
Wat nu als je je paard in draf netjes actief kunt houden en in balans, maar de neus zakt geen millimeter als je teugel geeft? “Dan is de aanleuning toch nog niet echt voor elkaar”, zegt Stéphanie. “Je moet wel zorgen dat je paard eerst goed nageeft. Ga eens op de grote volte en buig je paard extra in. Je mag met je binnenhand mee naar binnen en naar beneden gaan. Wijs hem daarmee als het ware waar je heen wilt. Laat hij los, zorg dan dat je ook ontspant, maar zonder de verbinding helemaal te verbreken. Volgt hij je hand nog niet, dan moet je hem beter aan het been stellen. Rijd eerst een paar tempowisselingen, waarbij je ervoor zorgt dat hij echt reageert op je hulpen. Ga dan opnieuw op de volte en vraag het halsstrekken weer vanuit je binnenhand.”Paarden die vol gas wegstormen, al dan niet met hun hoofd in de lucht, lopen meestal te veel op de voorhand, denkt Stéphanie. “Probeer ze ronder in te stellen voor je begint en ga niet te hard. Denk om behoud van het evenwicht. Laat je niet voorover zetten. Ook voor zulke paarden helpt het oefenen op de volte. Op een lange rechte lijn zullen ze eerder geneigd zijn het tempo van je af te pakken.” Ze waarschuwt dat je niet aan de teugels moet trekken als het paard harder gaat. “Dat maakt het erger. Neem het paard terug voordat hij echt op gang is gekomen, met kleine hulpen.”
Veel oefenen
Als een paard halsstrekken ziet als sein om langzamer te gaan, is het een kwestie van beter aan het been houden. “Rijd overgangen en wees daarbij consequent. Dus niet méér been geven, maar zorgen dat je echt reactie krijgt op je hulp.”Het komt ook voor dat een paard wel zakt in de hals, maar deze opkrult, zodat de neus achter de loodlijn komt. “Dan is hij niet aan het been”, zegt Stéphanie. “Verbeter je aanleuning door je paard in te buigen en overgangen te rijden. Hij moet naar je hand toe willen als je been geeft.”
‘Verbeter je aanleuning door je paard in te buigen en overgangen te rijden. Hij moet naar je hand toe willen als je been geeft’Paarden die gaan slingeren zodra ze meer lengte krijgen, hebben problemen met hun balans. “Meer impuls is dan de oplossing. Rijd met meer power van achteren naar voren naar je hand toe. Je ziet dit nog wel eens bij jonge paarden. Het is niet erg, ze worden vanzelf sterker, waardoor ze beter hun evenwicht kunnen houden.”
Sommige ruiters laten hun paard liever niet halsstrekken tijdens een training, omdat ze het idee hebben dat ze hem daarna niet meer aan de teugel krijgen. “Dat is eigenlijk je kop in het zand steken. Als iets moeilijk is, moet je er juist veel op oefenen. Het is een leermoment, want het geeft aan dat je basis niet voor elkaar is, dat je paard zijn lichaam niet goed genoeg gebruikt. Je moet halsstrekken als oefening zien, net zoals wijken of schouderbinnenwaarts. Herhaal het regelmatig. Oefen het iedere training een paar keer in verschillende gangen.”
Jurywaardering
Zelfs als je paard geweldig kan halsstrekken, verschillen de jurywaarderingen soms. Er zijn jury ́s die pas tevreden zijn als een paard met zijn neus over de grond gaat. Stéphanie is het daar niet mee eens.“Officieel is tussen boeg en knie laag genoeg. Maar het gaat mij vooral om de manier waarop het gebeurt. Als een paard ontspant en mooi gecontroleerd met een ronde bovenlijn de hand volgt, vind ik dat beter dan dat hij met een rechte hals zijn hoofd naar de grond duwt. Daarbij moet lichte verbinding blijven tussen de hand van de ruiter en de mond van het paard. De manier waarop de oefening wordt uitgevoerd, zegt mij meer dan de plek van de neus.”