Kilga mit Ball
Kilga mit Ball

Aan de slag met grondwerk

Nieuws

Grondwerk is razend populair. Het zit allang niet meer in de geitenwollen-sokkenhoek, zelfs voor schrikkerige dressuurpaarden blijkt het de oplossing. Maar hoe doe je het precies? De Belgische deskundige Klaartje van Steen van Cavalli Naturali geeft een stappenplan.


Om te kunnen beginnen met grondwerk heb je een halster of een touwhalster nodig. Daarnaast gebruik je een zweep van ongeveer een meter en een lead­rope van drie à vier meter.
 Mag een longeerlijn ook? “Liever niet”, zegt Klaartje van Steen. “Die ligt minder fijn in de hand, is te lang en komt snel op de grond.” De werkruimte hoeft niet beslist een afge­zette cirkel te zijn. “Iedere plek met een ge­ schikte bodem kan, al zou ik het niet in het eigen weiland of paddock van het paard doen. Dat is zijn rustplaats.”


Klaartje geeft aan dat het belangrijk is om vooraf en tijdens het grondwerk goed na te denken over wat je wilt en te letten op de reac­ties van het paard. “Het moet een positieve er­varing zijn. Als iets niet wil, ligt dat eigenlijk al­ tijd aan jou. Het paard snapt je niet of je hebt het te moeilijk gemaakt. Dram niet door. Ga een stap terug. Sluit af met iets makkelijks, zodat je het paard kunt belonen.”

Het stappenplan van Klaartje omvat tien pun­ten. De eerste vijf zijn er vooral op gericht dat een paard jouw leiding leert accepteren. “Oren naar achteren is geen teken van concentratie, zoals wel eens wordt gezegd. Het is een waar­schuwingssignaal dat je niet moet negeren. Weet je zeker dat je de eerste vijf punten goed hebt bevestigd, ga dan na of je paard misschien ergens pijn heeft en daarom zo doet.”

De Belgische noemt grondwerk de basis voor alles. Daarom kan het verleidelijk zijn om er te rigoureus mee aan de slag te gaan. Elke dag oefenen zorgt ervoor dat een paard afstompt. Wissel af met wandelen of rijden. “En als een paard eenmaal iets goed door heeft, moet je daar niet in blijven hangen omdat het zo leuk is dat hij luistert. Zoek een nieuwe uitdaging, zodat het voor hem ook verrassend blijft.” Wie het grondwerk wil gebruiken als basis voor wer­ken in vrijheid, moet zich realiseren dat iets wat nog niet goed lukt aan een leadrope, zéker niet gaat zonder.

Stap 1


Vraag het paard om zich op jou te concentreren. Ga voor hem staan op ongeveer ander­ halve meter afstand, gezicht naar hem toe, leadrope in twee handen. Blijf hem aankijken en stap opzij. Het paard moet met jou meedraaien, zonder naar je toe te komen. De bedoeling is dat hij zijn aandacht bij jou houdt.
‘Het paard moet leren jouw ruimte te respecteren’

Maar wat nu, als hij blijft staan? Klaartje: “Zwaai met de leadrope in de richting van zijn achterhand, want die moet opzij. Meestal lopen paarden naar voren, op je af. Dat is niet de be­doeling, ze moeten leren om jouw ruimte te respecteren. Pak ze in dat geval aan de onder­ kant van het halster en laat ze achteruit stappen, tot ze weer op hun plek staan. Zet ze net zo vaak terug als nodig is. Er komt een moment dat ze begrijpen dat het geen zin heeft om naar voren te lopen.”

Stap 2


Het paard moet leren wijken voor directe druk. Ga naast hem staan, je gezicht richting de achterhand. Als je aan de linkerzijde staat, pak dan met je linkerhand de leadrope net onder het halster. In je rech­terhand houd je het einde van het touw opgerold en de zweep. Oefen enige druk uit op het halster. Het is de bedoeling dat je paard daarop achteruit gaat. Zodra hij in beweging komt in de goede rich­ting, stop je met druk uitoefenen en loop je met hem mee. Ook al is het slechts één pas. Wil hij niet achteruit, blijf druk houden en gebruik je andere hand om tegen zijn borst te duwen. Haal de druk weg zodra je paard gehoorzaamt.

Klaartje: “Ga nooit rukken aan het touw of tikjes geven met de zweep. Dan is de druk namelijk niet constant, maar los­vast en dat is niet logisch voor het paard. Met druk vraag je om een reactie, als hij die geeft gaat de druk weg. Dat is het principe dat hij moet leren.”

Soms zijn er paarden die achteruit blijven lopen. “Dan heb je waarschijnlijk te veel druk gegeven. Of ze zijn door een eerdere ervaring angstig geworden”, zegt Klaartje. “Blijf rustig, ook qua lichaamstaal. Laat de leadrope vieren. Meestal stoppen ze vanzelf als de afstand tussen jullie groter wordt. Trekken ze of gaan ze steigeren, probeer dan om geen druk uit te oefenen en wacht rustig tot ze kalmeren.”

Stap 3


Het laten wijken van de voorhand is nodig als je op een cirkel wilt werken. Bovendien is het een be­langrijke oefening voor paarden die met hun hoofd in jouw ruimte komen, bijvoorbeeld om je te bij­ ten. Ga naast je paard staan, met je gezicht in de richting van het hoofd. Leg een hand op de wang en een hand op de schouder. Wacht met druk uitoefenen, aai je paard eerst even. Klaartje: “De aan­raking betekent nog niets. Pas als je druk uitoefent, wil je dat de voorhand van je af wijkt. Belangrijk daarbij is dat het been het dichtste bij jou vóór het andere been langs gaat. Hij moet een soort keert­ wending maken.” Ze waarschuwt dat deze oefening naar beide kanten moet worden gedaan.
‘Zodra het paard één stap goed doet, haal je de druk weg en beloon je hem’

Bij dominante paarden moet soms best veel druk worden gegeven voor ze reageren. Maar ook dan geldt: zodra het paard één stap het goede doet, haal je de druk weg en beloon je hem. “Dominante paarden willen snel naar voren weglopen”, zegt Klaartje. “Als je dat voelt gebeuren, zet dan meteen meer druk op het hoofd, zodat het paard in dat voorwaartse wel opzij moet. Duw hem uit balans. Pas op dat je niet stopt voordat hij opzij is gegaan, anders leer je hem dat het ook goed is om voor­ uit te lopen. Het verdwijnen van de druk is immers voor hem een bevestiging dat hij het goede doet.” Bij een paard dat achteruit neigt is het eveneens belangrijk de zijwaartse druk vol te houden, tot je de juiste reactie krijgt.

Stap 4


Niet alleen de voorhand moet kunnen wijken, ook de achterhand. Ga naast je paard staan, ongeveer ter hoogte van zijn achterhand. Als je aan de linkerkant staat, leg dan je rechterhand met het uiteinde van de leadrope erin op zijn bil en kriebel hem even. Het is niet de bedoeling dat hij al iets doet als je hand naar hem toe gaat. Houd het touw losjes vast met je linkerhand. Het mag niet op de grond hangen, maar oefen er ook geen druk mee uit. Dan zet je druk met je rechterhand, waarna het paard met zijn achterhand opzij dient te gaan, opnieuw met het been aan jouw kant voor het andere been langs, als een soort keertwending om de voorhand. Als het paard niet opzij gaat maar achteruit of vooruit beweegt, neem je met je linkerhand enige druk op het touw, zodat zijn hoofd in jouw richting draait. “Dan moet hij wel wijken achter”, zegt Klaartje. “Vergeet vooral niet om meteen de druk los te laten. Dwing het niet af door trekken of duwen, hij moet leren uit een positieve ervaring.”

Stap 5


Als je voelt dat je voorgaande stappen kunt uitvoeren met lichte druk, kun je proberen om het met indirecte druk te doen. Daarbij raak je het paard niet aan, maar beweeg je de leadrope. Klaartje: “Laat het touw niet tegen zijn lijf komen, maar zwier er een beetje mee. Zorg dat je duidelijk bent in je lichaamstaal. Maak jezelf groot, richt je op. Het moet niet zo agressief overkomen dat het paard in angst wegschiet. Lukt het niet, dan kan dat betekenen dat de voorgaande stappen nog niet goed bevestigd zijn. Word nooit kwaad, maar denk na waarom het niet gaat. Snapt hij je soms niet? Dan moet je het hem beter uitleggen.”
‘Snapt hij je niet? Dan moet je hem het beter uitleggen’

Wil je met indirecte druk de voorhand opzij laten wijken, beweeg dan je hand met de leadrope rustig in de richting van het hoofd. Of ga voor hem staan en leid je hand opzij, zonder druk uit te oefenen op het touw. Klaartje: “Het is een noodzakelijke basis dat we een paard in alle richtingen kunnen laten bewegen. Lukt dit niet of niet goed, ga dan terug naar stap één tot vier.”

Stap 6


Tijd voor meer beweging. Ga cirkels lopen en laat het paard achter je aan stappen, met zo’n drie meter tussenruimte. Drukke of dominante paarden zullen proberen deze afstand te ver­ kleinen. Concentreer je goed, zodat je in de gaten blijft houden wat er achter je gebeurt. Draai je tijdens het lopen om en ga achteruitlopend verder. Het paard moet blijven doorlo­pen. Pas als jij stopt en je hand iets omhoog doet, moet hij ook stoppen. Klaartje: “Als je de voorgaande stappen goed hebt doorlopen, is dit geen enkel probleem. Loopt hij door, wiebel dan met het touw. Blijft het paard naar je toe komen, zet hem dan achteruit terug. Blijft hij het doen, ga dan terug naar de voorgaande stappen.”

Stap 7


Laat het paard naast je stappen. Hij mag niet met zijn schouder voorbij jou komen. Anders gaat hij je voorbij en een paard is altijd sterker dan jij, dus dat kan vervelende situaties ople­veren. Als je voelt dat je paard je voorbij wil, wiebel je met de leadrope. Als het goed is asso­cieert hij dat met achterwaarts, dus zal je paard inhouden. Stop met wiebelen en beloon zodra je de juiste reactie krijgt.



Terwijl jullie zo naast elkaar lopen, kun je leuke spelletjes met hem doen. Bijvoorbeeld een overgang naar halthouden. Klaartje: “Doe je schouders naar achteren en richt je op. Als je stopt komt je zweep mee naar voren. Blijft hij naast het paard, dan geeft het een tegen­draads signaal. Bij sommige paarden helpt het om één voet vrij hard op de grond te zetten. Dat attendeert ze erop dat je gaat stoppen.” Oefen ook met tempowisselingen, bijvoorbeeld door sneller of juist trager te stappen. Als je paard niet reageert, zet je hem stil en laat je hem achterwaarts gaan.

Gaat het goed, dan kun je je paard ook laten aandraven. Wil je de overgang naar stap maken, bereid die voor door eerst iets langzamer te gaan. “Als je te plotseling stopt, schiet hij nog even door en dat mag eigenlijk niet. Maar als je hem dan zou terugzetten is dat on­ eerlijk, want je overviel hem met je hulp.”

Stap 8


Neem je paard op een cirkel om je heen door de voorhand van je af te laten wijken. Zorg dat je lichaam meedraait in de richting waarheen je paard moet lopen. Klaartje: “Als je wilt dat hij linksom gaat, wijs je met je linkerhand, met het touw erin, naar links. Het uiteinde van de leadrope houd je in je rechterhand. Als je daarmee naar de voorhand zwaait moet die opzij gaan. Laat hem zo om je heen stappen. Loop mee ter hoogte van zijn kruis. Die positie is belangrijk. Als je verder naar voren komt geef je met je lichaam aan dat hij moet stoppen.”
‘Zorg dat je lichaam meedraait in de richting waarheen het paard moet lopen’

De Belgische komt veel paarden tegen die zijn gelongeerd en daardoor hebben ge­leerd dat ze moeten blijven doorlopen, ook al geeft de persoon in het midden sig­nalen waarmee ‘ho’ wordt bedoeld. “Als je met het touw wiebelt, moet het paard stoppen. Gebeurt dat niet, laat hem op de omheining aflopen, terwijl je met de lead­rope blijft bewegen. Stop daarmee zodra het paard stilstaat. Zo leer je hem dat de druk van het wiebelen verdwijnt zodra hij stopt. Dat is wat je wilt.”

Stap 9


Draait je paard netjes de cirkel op, op jouw com­mando en stopt hij als je dat wilt, dan kun je draf 
en galop proberen. Klaar­tje geeft de overgang voorwaarts aan door met haar leidende hand te
wijzen in de richting waarheen wordt bewo­gen en door met de lussen in de andere hand te bewegen. Eenmaal in draf betekent de herhaling van dit signaal dat het paard door mag in galop. Maar andere signalen vindt ze ook goed. “Sommige paarden reageren op stemhulp of op wijzen met de zweep. Dat kan ook, als je maar altijd hetzelfde doet. Als je paard maar begrijpt wat je wilt.” Een overgang terug kun je laten maken door jezelf in de richting van de schouder te verplaatsen. “Daar komt ieder paard op terug.”

Stap 10


Nu gaan we het paard op de cirkel van hand laten veranderen. Klaar­tje: “Dat kan op twee manieren, namelijk via het halthouden of in stap.” Als je paard stapt, loop je rustig mee en neem je de leadrope over van de ene in de andere hand. Loop vervolgens achteruit tot het paard zich naar je toe draait en wijs dan met de ‘nieuwe’ leidende hand waar hij heen moet. Je kunt het bekrachtigen door met je andere hand, waarin het uiteinde van het touw zich bevindt, te bewegen.
Je kunt het paard ook eerst laten halthouden op de cirkel. Wacht tot de schouder recht voor je is en laat dan de voorhand wijken, zodat het paard in de nieuwe richting gaat staan. “Als je dit doet voordat je in de juiste positie bent, lukt het niet, want dan snapt je paard je niet. Als het echt niet gaat, kun je recht voor hem gaan staan en het wijken van de voorhand aangeven.”
Angaloppieren
parellli2