Ruiken
Ruiken Foto: Arnd Bronkhorst | Arnd.nl

Paardenzintuigen: zien & ruiken

Horsemanship Opvallend Verzorging

Met zintuigen kunnen je dingen waarnemen, maar hoe werken de zintuigen van paarden? En zijn de zintuigen van het paard gevoeliger dan de zintuigen van de mens? In dit artikel leer je meer over hoe paarden zien en ruiken.

Omdat paarden vluchtdieren zijn, is het belangrijk dat hun zintuigen optimaal werken. Zo moet een paard kunnen ruiken wanneer er gevaar in de buurt is, zodat het kan vluchten. Een paard gebruikt zijn geur ook om voor te planten. Hengsten kunnen ruiken wanneer een merrie hengstig is, en hier gebruik van maken.

Herkenning

Paarden begroeten elkaar met de neus. Ze blazen zachtjes in elkaars neusgaten en onthouden deze geur. Paarden ruiken ook welke paarden er in hun buurt zijn via mest en de lucht. Zo kunnen ze elkaar, en ook ons, herkennen. 

Als een paard in een nieuwe omgeving komt, zal het dan ook zijn reukvermogen gebruiken om te kijken of er bekende paarden in de buurt zijn. Ook gebruiken paarden geuren om hun territorium af te bakenen. Om deze reden kunnen paarden dus over elkaars mest heen mesten. Zo herkennen ze hun territorium en beschermen ze deze.

Neusgaten

De neusgaten van een paard bevatten zenuwcellen. Deze cellen kunnen geuren analyseren. Om deze geuren nog beter te analyseren, trekken paarden hun bovenlip op. Deze brengen ze zo dichter naar hun neus toe. Dit heet flemen en heb je vast wel eens gezien.

In de neus van het paard zit een orgaan dat nog meer en beter geuren kan analyseren. Dit is het orgaan van Jacobsen. Een hengst kan bijvoorbeeld veel beter ruiken dat een merrie hengstig is als hij fleemt, de geur is dan veel sterker. De geur van een paard is dus een duidelijk communicatiemiddel. Hij communiceert zo wie het is, hoe het zich voelt, wat het territorium is en of het klaar is om zich voor te planten.

Zicht

Het paard heeft een goed zicht, en kan wel 340 graden om zich heen zien. De dode hoek van het paard ligt bij de staart, en net voor het paard. Een paard kan met twee ogen, maar ook met één oog kijken. Dit heet binoculair en monoculair. 

Als het paard monoculair kijkt, kijkt het met één oog. Met één oog kan een paard iets beter bekijken. Vaak kantelt het paard zijn hoofd dan een beetje. Als het paard binoculair kijkt, kijkt het met beide ogen. Dit doen paarden als ze bijvoorbeeld grazen. Zo houden ze een groter vlak in de gaten.

De paardenogen geven slecht aan de hersenen door wat ze hebben gezien. Zo kan het paard niet schrikken als het met het linkeroog kijkt, maar wel als het met het rechteroog kijk. Hij kan dus schrikken van iets dat hij met het andere oog al had waargenomen, omdat de hersenen dit niet hebben opgeslagen. 

Het kan dus zijn dat je paard de ene keer heel anders reageert dan de andere keer, en dus een ander paard lijkt. Het is hierom belangrijk om altijd beide kanten goed te trainen, zodat het paard niet schrikt van iets wat je altijd links zou doen, en nu rechts doet, zoals opstijgen.

Je paard ziet dus niet continu scherp, alleen als het met een oog inzoomt. Zo helpt het een paard dus om hem goed te laten kijken als hij iets eng vindt. Veel ruiters maken de teugels korter als het paard gespannen is. Beter is om te teugel wat langer te maken, zodat het paard monoculair kan gaan kijken en zo het object scherp kan zien.

Paarden zijn ook gedeeltelijk kleurenblind. Ze zien zwart-wit, met een geel filter. Veel zonnebrillen geven ook dit zicht. Bepaalde kleuren, zoals oranje of donkerblauw, ziet een paard dus beter dan een andere kleur. Paarden kunnen ook slechter diepte zien dan mensen. Het paardenoog heeft ook langer de tijd nodig om van een donkere naar een lichte ruimte te gaan, of andersom. Ze hebben meer tijd nodig dan de mens.