Opening scouten
Opening scouten

Oog voor talent

Nieuws

In Nederland zijn er diverse mogelijkheden om als ruiter op te vallen bij een talentscout. Maar waar let een talentscout precies op? Wat moet je in huis hebben om als ruiter als talent opgemerkt te worden? En wat kun je zelf doen om je talent te ontwikkelen? Topcoaches Rob Ehrens, Tineke Bartels en Aat van Essen leggen uit.


De tijden dat een talentscout diep weggedoken in zijn kraag in een afgelegen hoekje stond te loeren naar talenten in de dop zijn wel voorbij. In ons kikkerland gaat het ontdekken en begeleiden van hippisch talent behoorlijk professioneel en open in zijn werk. Diverse plannen, waarvan het Rabo Talentenplan het meest bekend is, zijn opgetuigd om de meest talentvolle ruiters en amazones uit de massa te filteren.

Wat is de heilige graal waar een scout zo naarstig naar zoekt? “Uiteindelijk zoeken we naar de talenten die ons land in de toekomst internationaal kunnen vertegenwoordigen”, stelt Tineke Bartels, dressuurbondscoach van Jong Oranje, onomwonden. “We doen er alles aan om geen talenten te missen. Het is een grote uitdaging om talenten te herkennen in deze sport. Het probleem in de paardensport is namelijk dat een paard zonder ruiter een paard blijft, terwijl een ruiter zonder paard niets is. Je beoordeelt een ruiter altijd terwijl hij onderdeel uitmaakt van een combinatie. En je weet niet altijd of een paard goed loopt omdat het gewoon een heel goed paard is, of omdat hij beter is gemaakt door de ruiter, of zelfs door een andere ruiter, of dat het paard ooit beter was en juist slechter is gemaakt door de ruiter die je bekijkt.”

Ongrijpbaar fenomeen


Eigenlijk zoeken talentscouts naar een behoorlijk ongrijpbaar fenomeen. Want wat is talent precies? En is talent wel echt waar een talentscout naar zoekt? “Nee, althans niet alleen”, stelt internationaal Grand Prix-ruiter Aat van Essen. Hij spotte enkele jaren talent bij de MacRider Cup. “Talent is iets heel puurs. Een natuurlijke gave, die zich ongetraind kan uiten. Een talentvolle ruiter heeft meer aanleg om goed in de sport te worden, maar daarmee is de strijd nog niet gestreden. Doorzettingsvermogen, mentale weerbaarheid, presteren onder druk, kunnen omgaan met teleurstellingen, dat heb je keihard nodig om überhaupt wat aan je talent te hebben. Als talentscout kijk je verder dan talent alleen. Sterker nog, talent kan een ruiter heel lui maken.”

“Talent alleen verwent”, beaamt Tineke. “Ga je er als talentvolle ruiter niet enorm tegenaan, dan zijn al je inspanningen zinloos. Talent is aangeboren, maar kan ook worden ‘aangeleerd’. De topruiters hebben echt aangeboren talent. Ze hebben gevoel voor paarden, snappen ze en volgen het paard goed in zijn beweging. Je kunt wel zien of een ruiter van nature voldoende core stability heeft, of hij het zichzelf heeft aangeleerd of niet. Ook kan ik aan een paard zien hoe hij reageert op zijn ruiter. En of een ruiter zijn paard snapt. Dit zijn dingen die thuis moeilijk te oefenen zijn.”

Oog van de meester


Het scouten van talent begint met het oog van de meester, en dat richt zich allereerst op rijtechniek. “Als we talent scouten in de praktijk zijn we bezig met rijkunst”, vertelt Tineke. “We kijken in de eerste plaats hoe de ruiter op het paard zit, of hij harmonisch met zijn paard of pony is en hoe hij met zijn paard omgaat.” Gevoel voor timing is een belangrijke factor, vindt Aat. “Je moet als ruiter aanvoelen of je paard zuiver, niet te snel of te traag loopt en of zijn beenzetting goed is. Voel je geen ritme aan, dan wordt het lastig om te voelen of je paard bijvoorbeeld in telgang loopt, of te weinig sprong heeft.” Reactievermogen telt ook mee. “Je moet snel kunnen reageren op wat een paard van plan is. Dit helpt je om een fout in een proef te voorkomen of te herstellen. Lastig om te herkennen? Dat valt mee. Een scout met een goed oog ziet een paard iets doen en, als het goed is, de reactie van de ruiter daar snel op volgen. Daarbij hoort het vermogen om snel beslissingen te kunnen nemen en snel te kunnen denken.”

Een talentscout kan rijkunst al snel beoordelen. “Je ziet als scout snel welke jeugdruiters netjes op hun paard of pony zitten”, aldus springbondscoach Rob Ehrens. “Zit je in een correcte positie en in balans en heb je geleerd om goede wendingen te rijden, het tempo te bepalen en de afstand voor een afzet te kunnen inschatten, dan praten we al snel van een talent in de dop. Het mentale stukje wordt later pas belangrijk.”

Mentale vaardigheden


Zonder mentale vaardigheden ga je het als talent niet ver schoppen en dat weet een scout. Neem nu aanpassingsvermogen. “Ik vind het belangrijk dat een getalenteerde ruiter een flexibele geest heeft”, zegt Aat. Dat laatste is lastig te bepalen in een uur tijd. “Dit zijn zaken die vaak later pas naar buiten komen.” Toch is het mentale plaatje een belangrijke factor. “Er draaien in de top ruiters mee die in talent niet uitblinken, maar zo ver zijn gekomen vanwege hun mentale kracht. Goed kunnen omgaan met tegenslagen is bijvoorbeeld onontbeerlijk”, vindt Aat. “Tegen veranderende omstandigheden en kritiek kunnen, stressbestendig zijn en geen faalangst hebben. Naar dat soort eigenschappen wordt door een talentontwikkelaar gezocht.”

In de ring moet het gebeuren, dus een talent moet het daar laten zien, vindt ook Tineke. “Er zijn fantastische ruiters die in de training goed presteren, maar in de ring structureel de mist ingaan. Dit zijn mentale aspecten die wel belangrijk zijn. Wedstrijdsport en mentale vaardigheden kun je niet los van elkaar zien. Maar ook als je talentvol bent en niet onder druk kunt presteren, spring je er op een gegeven moment toch wel uit. Bijvoorbeeld doordat de paarden die jij getraind hebt opvallen.” Dan komt jouw talent alsnog voor het voetlicht.




Zes pijlers van de talentenkijkwijzer


Talent identificeren is een behoorlijk complexe aangelegenheid. “Daarom hebben we gezocht naar kenmerken waaraan we kunnen zien of iemand talent heeft”, vertelt Tineke. “We hebben de kenmerken die grote kampioenen als Anky en Jeroen succesvol maken, gebundeld in een talentenkijkwijzer.”


Goede rijtechniek:
Hoe zit de ruiter op het paard, is hij harmonisch met zijn paard of pony en gaat hij goed met zijn paard om?


Veel paardenkennis:
Heeft de ruiter veel kennis in huis, zowel over rijtechniek als over paarden in het algemeen?


De wil om beter te worden:
Wil de ruiter er alles aan doen om zichzelf te verbeteren?


Presteren onder druk:
In de ring moet het gebeuren. Heeft de ruiter het in zich om daar het beste uit zichzelf te halen of wordt de druk hem te veel?


Manager/ondernemer:
Hoe managet de ruiter zijn leven met paarden, zijn eigen paard en zijn sportieve loopbaan?


Teambuilder:
Weet de ruiter de juiste mensen om zich heen te verzamelen en goed met hen samen te werken?







Coachable


Het Rabo Talentenplantraject werkt met meerdere meetmomenten, waarbij beloftes steeds aanwijzingen krijgen en vervolgens laten zien wat ze met die aanwijzingen hebben gedaan. “Daarmee bepalen we hoe ‘coachable’ een talent is”, vertelt Rob. “Zo kan blijken dat een talentvolle ruiter aanwijzingen onvoldoende oppikt.” Dat oppikken is heel belangrijk. “Wat doen ruiters met aanwijzingen die ze krijgen, kunnen ze doen wat je zegt? Weten ze adviezen te vertalen naar hun rijden?”

In het Talentenplan wordt de vooruitgang van een talent zwaar meegewogen. Op meerdere momenten voor, tijdens en na trainingen wordt de progressie beoordeeld. “Hier leggen we overigens ook de resultaten van wedstrijden naast”, zegt Tineke. Dit laatste ondervangt het probleem dat een ruiter voor een scoutingsdag niet echt kan trainen. “Het is een momentopname en soms is het moeilijk om door bepaalde spanning heen te prikken. Valt een combinatie op, dan gebeurt dat ook wel in de wedstrijden.” Inschatten met hoeveel talent je als ruiter bent gezegend, is soms lastig. “Aan talent zonder resultaten heb je niets. Denk je dat je talent hebt, maar scoor je slecht op wedstrijden? Dan mankeert er toch wat.”

Valkuil


“Wat een valkuil is voor veel talentscouts is een fenomenaal paard dat zich fijn laat bewerken”, stelt Rob. “Gelukkig kijken we daar wel doorheen, maar een goed paard maakt rijden toch gemakkelijker en soms is het lastig om het talent van de ruiter dan goed te kunnen inschatten. Begeleid je een combinatie verder na de selectiedag, dan prik je er gemakkelijker doorheen, maar een eerste inschatting maken, is met een fantastisch paard soms moeilijk.”

Tineke vult aan: “We proberen door de kwaliteiten van het paard heen te kijken. Ik kan zien of iemand zelf veel gevoel heeft, maar op een minder paard zit. Wel is het belangrijk dat iemand dan nog jong is, zodat we dat talent zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen. Is een ruiter al ouder en heeft hij geen geschikt paard, dan wordt het lastiger. En laten we wel wezen, het is heel simpel. Een goed paard alleen is niet genoeg. Je hebt rijkunst en rijkennis nodig. Wil je in de top winnen, dan moet je je paard fantastisch kunnen africhten, want de concurrentie is enorm groot.”

Omgeving betrekken


‘Hadden ponykinderen maar geen ouders’, wordt er weleens gegrapt. Tineke is het daar niet mee eens. “Als je de ouders van een talent betrekt, kun je er enorm veel plezier van hebben. Uit een goede samenwerking kun je veel halen.” De omgeving van een ruiter speelt dan ook een belangrijke rol. Financiële middelen moeten er ook zijn. “De een komt uit een gespreid bedje, de ander niet, maar je kunt je afvragen of een rijk nest altijd in je voordeel werkt.” Rob Ehrens is het hiermee eens: “De duurste pony’s en paarden en rijke ouders zijn niet de weg naar succes. Je ziet zelfs dat ruiters die niet alleen goede en gemakkelijke paarden hebben gehad, maar juist hebben geleerd om met moeilijkere paarden om te gaan, daar later profijt van hebben.”

Niemand komt in de top zonder keihard te werken, gespreid bed of niet, vindt ook Tineke. “Maar je ziet wel dat kinderen van paardenouders, zoals Marlies van Baalen en Laurens van Lieren, een voorsprong hebben die lastig is in te halen. Ze weten vooraf wat er in de sport van ze verwacht wordt en kiezen heel bewust voor deze levensstijl. Mijn dochter Imke wist bijvoorbeeld goed wat haar te wachten stond toen ze voor de topsport ging, maar veel amazones die ervan dromen om in Anky’s voetsporen te treden, moeten daar nog achterkomen.” Het kan ook anders, benadrukt ze. “Edward Gal en Hans Peter Minderhoud komen bijvoorbeeld niet direct uit een topsportomgeving, maar hebben het fantastisch gedaan. Dus alles kan.”

Geen garanties


Een garantie heb je nooit, beseft ook Tineke. “Soms lijkt een ruiter heel talentvol, maar gaat het zwaardere Grand Prix-werk hem en het paard niet goed af. Uit onderzoek van sportpsycholoog Sanne Beijerman is gebleken dat zelfregulatie het belangrijkst is. Dat ruiters zelf gemotiveerd zijn, dingen zelf uitzoeken en aan een route gaan beginnen. Natuurlijk hebben ze hulp nodig, maar ze hoeven niet aangemoedigd te worden om zelf te willen. Uiteindelijk gaat er van alle talenten die door een talentscout worden gesignaleerd slechts een klein aantal naar de Olympische Spelen. Het is goed om in gedachten te houden dat als talent geselecteerd worden niet het enige is dat telt, maar dat je net als duizenden andere ruiters in Nederland ook gewoon enorm veel plezier kunt beleven aan paardrijden.”

Bron: Bit